De Australiërs zijn trouw aan hun auto, iets té trouw. Er zijn maar twee opties: je bent een Ford-man of een Holden-man. Zo simpel is het.

Het geluid dat een kalf maakt als het op de bolle motorkap van een gloednieuwe Ford pick-up landt is lastig te omschrijven. Het klinkt als een vreemde mix tussen menselijk hijgen, rundergekrijs en een hoorbare angst voor de vreselijke afloop. De tijd lijkt in slow motion te zijn gezet, monden vallen open en handen worden voor ogen geslagen. Dan volgt een ultieme, donkere knal waarmee 450 kilo verbaasd rund de motorkap van de zeldzame Ford indeukt. Alsof het papier-maché is.

Het kalf in kwestie is zojuist door een grote, boze stier op de hoorns genomen. De Ford FPV heeft het grootste deel van de klap opgevangen. Dat is goed nieuws voor de koe, maar minder goed nieuws voor de man die nu Ford moet gaan bellen om een en ander uit te leggen.

Het gebeurde nogal onverwacht. Een paar minuten eerder parkeerde ik de monsterlijke Ford nog tegenover z’n rivaal, de Holden HSV Maloo, in een modderig weilandje. We bevinden ons op ongeveer vijf uur rijden vanaf Sydney, in New South Wales. Nadat ik uit de auto en over een hek gesprongen was (van dichtbij zijn die koeien nogal indrukwekkend), riep ik Chris Caine, de eigenaar van het vee. Ik vroeg hem of de auto’s wel veilig stonden. ‘Er heeft nog nooit een koe onze auto’s beschadigd’, antwoordde hij.

Spoel de tijd drie minuten fast forward verder en je ziet een creperende koe liggen op de motorkap van de FPV (Ford Performance Vehicle). Het beest laat een slijmerig spoor achter en een aantal enorme tanden.

Chris lijkt onaangedaan door het voorval met de vliegende koe. Hij kijkt eens rustig naar de motorkap. ‘Dat is mij nog nooit overkomen. Gelukkig was het maar een Ford’, zegt hij, op gedecideerde toon. Waarschijnlijk wil hij daarmee aangeven dat ons gesprek teneinde is gekomen.

‘Maar een Ford’. Dat zegt de man die zojuist ’s werelds ergste auto-versus-vliegende-koe-botsing heeft aanschouwd. Het enige wat hem interesseert, is dat de Holden niet geraakt is. Niet zijn Holden, maar dé Holden. Alle Holdens. Als er dan per se een auto in botsing moet komen met vliegend rundvlees, laat het dan een Ford zijn.


Uit de woorden van Chris kun je al afleiden waarom we een bezoek brengen aan het midden van New South Wales. Het levende, ademende, stoffige gebied in the middle of nowhere. Oorspronkelijk waren we van plan om nog vijf uur verder het niemandsland in te reizen, maar dat voornemen werd de das omgedaan door het bizarre weer dat Australië kent. In het halve land staan er bossen in brand. Alleen in deze staat al staan gebieden te fikken ter grootte van Amsterdam. De andere helft staat onder water. Een storm ten gevolge van een cycloon teistert de kust en zorgt voor een vloedgolf landinwaarts. 41.000 mensen zitten vast in hun huis.

Hier zijn we dan, temidden van dit alles, op weg naar een stipje op de kaart genaamd Ootha. Aantal inwoners: 94. Echt platteland. Graanland. Stoffig land. Overal wijde, wilde vlaktes en door de zon verdord struikgewas. Dit is terrein voor een Ford. En een Holden. Bovenal is dit het gebied van de pick-ups. Dat brengt ons bij het doel van dit avontuur: we zijn hier om een icoon te eren. Voordat het te laat is.

'De eens zo machtige Commodores en Falcons zijn in de herfst van hun leven aanbeland, als twee oude, vermoeide boksers die eindeloos praten over hun gloriedagen'

De verhalen zijn legendarisch. Bijvoorbeeld over de bruid die gek was van Holdens en haar man (Ford-liefhebber) meesleepte naar een HSV-dealer om een Holden voor haar te kopen. Pas daarna zou ze haar jawoord geven. De gekte toont zich op allerlei verschillende manieren. Duizenden Australiërs hebben een Ford- of Holden-logo permanent op hun huid laten stansen. Vele anderen kozen ervoor om de kop van hun favoriete coureur in hun nek te laten tatoeëren. Dit verklaart wellicht waarom V8-supercarcoureur Craig Lowndes talloze doodsbedreigingen ontving toen hij van Holden naar Ford switchte in 2001. De mensen die hem jarenlang toegejuicht hadden, stuurden hem nu opeens serieuze, door de politie onderzochte, bedreigingen.

De Australische autowereld barst van zulke verhalen. Altijd worden ze verteld met een enorm respect voor degene die merkgetrouwheid toont.

De Australische vice-voorzitter van de HSV-club (Holden Special Vehicles), Sam Mangiapane, drukt het als volgt uit: ‘Veel komt voort uit familietradities. Je wordt ermee geboren en je groeit ermee op. Mijn vader was Holden-fan en mijn favoriete coureur reed een Holden. Zo begon het bij mij. Er is altijd al rivaliteit geweest tussen de twee kampen. Ooit overwoog ik om een Ford F6 Typhoon te kopen. Ik belde mijn vrouw en ze zei: ‘Haal het niet in je hoofd om een Ford te kopen. Als je daarmee thuis komt, ga ik bij je weg.’ Ze maakte geen grapje. Aan elke nieuwe HSV die op de markt kwam, heb ik duizenden dollars uitgegeven. Maar alleen al mijn gedachte om een Ford te kopen was voor haar reden om met een scheiding te dreigen.’


De tweekamp werd versterkt door de epische strijd in de autosport gedurende de jaren zestig, zeventig en tachtig. Dit waren wilde, agressieve races in auto’s die op geen enkele wijze geschikt waren voor de ontberingen die ze moesten doorstaan. Er gold een regel die voor nog meer rivaliteit zorgde: de fabrikanten moesten racen met een auto die ze ook in hun showrooms verkochten. Dus de coureurs streden tegen elkaar in exact dezelfde auto’s als de fans voor de deur hadden staan. Met een ietwat verhitte sfeer als gevolg. Mensen vochten. Toeschouwers legden grote stenen midden op de baan om de race te saboteren. Crashes volgden. Een compleet gestoorde wereld. De organisatie elimineerde alle vreemde merken tot er nog maar twee V8’s resteerden: Ford en Holden.

De merkgetrouwheid was nergens ter wereld zo intens. Maar er is een bedreiging. De passie vervaagt, de kampen vallen uiteen.

De eens zo machtige Commodores en Falcons zijn in de herfst van hun leven aanbeland, als twee oude, vermoeide boksers die eindeloos praten over hun gloriedagen. Niemand koopt ze nog. De twee merken verkochten decennia lang de meeste auto’s (in de jaren vijftig was één op de tien verkochte auto’s een Holden). Nu worden ze verstoten door Mazda’s en Toyota’s. Zelfs de pick-ups en andere werkpaarden worden vervangen door Nissans of, zucht, Great Walls. Wie nog in een V8 rijdt, wordt vreemd aangekeken. Diesel is in. Efficiëntie is in.

De bijna fatale mokerslag voor de V8-supercarcompetitie volgde vorig jaar, toen de organisatie aankondigde andere merken toe te laten. Nissan mag nu meedoen en Mercedes volgend jaar.

De toekomst ziet er somber uit voor de Commodore en de Falcon. De volgende Commodore zal waarschijnlijk de laatste zijn. Ford wordt gesponsord door de overheid om de Falcon te bouwen, maar in 2016 gaat de geldkraan dicht. Samen met het ‘One Ford’-beleid, waarbij gestreefd wordt naar universele modellen voor alle markten, zorgt dat voor het eind van de Falcon.

De Australische droom is stervende. We gaan een stukje rijden om te zien of er nog leven in zit. Een grote V8-motor heeft iets moois; rauw en puur. Dit is luide, lompe, arrogante kracht. Australië op z’n best.

De FPV Pursuit heeft onder z’n verkreukelde motorkap een 5,0-liter supercharged V8 liggen, die er 422 pk uitperst, en 543 Nm aan trekkracht. De Holden HSV Maloo R8 doet daar een schepje bovenop: een gigantische 6,2-liter V8 produceert 435 pk en 484 Nm. Ze zijn gebouwd voor de eindeloze rechte wegen in het binnenland van Australië. Brute kracht, verbrijzelend momentum en een heerlijke uitlaat. Ze zijn ouderwets, onhandelbaar en uitgerust met meer pk’s dan ze ooit daadwerkelijk kunnen benutten. Ze zuigen benzine aan als een Airbus A380 en ze knuppelen de weg dood in plaats van dat ze accelereren. Zelfs als je de tractiecontrole aanzet, zijn dit zelfmoordmachines op een nat wegdek. Kort samengevat: ze zijn geweldig.


Ze trekken ook een hoop aandacht. We komen aan in een plaatsje met de naam Cargo. Eén straat en één pub omgeven door droge, bruingele aarde. Aantal inwoners: 200. Ze zitten allemaal in de pub.

Totdat wij aan komen rijden. Het is inmiddels vijf uur en de mannen zijn al sinds het middaguur aan de drank. ‘Oh. Mijn. God. Dat is de nieuwe HSV. Je moet een foto maken als ik erin zit’, roept Marco Morrol. Hij heeft een biertje in zijn ene hand en een sigaret in de andere. Dan ziet hij de FPV.

‘Wat doet dat ding hier? En wat is er in vredesnaam met de motorkap gebeurd?’ vraagt hij. Ik vertel hem dat er een koe op is geland. ‘Oh, dat kan’, zegt hij, alsof de Ford het verdiend heeft.

"Ik heb al zes keer een differentieel moeten vervangen, een paar versnellingsbakken en dit is de derde motor. Maar ik wil niets anders meer"

De TopGear-fotograaf vraagt of de pubgangers even willen poseren voor een plaatje. Dat blijkt niet mee te vallen. ‘Ik ga voor de Holden staan, ik kom niet in de buurt van die Ford’, schreeuwt iemand.

Een klamme hand grijpt mijn arm vast. Het is de straalbezopen Gerrard ‘Racky’ Rack. Hij neemt me mee naar een rustiger plekje. Hij lijkt aangedaan door de anti-Ford sfeer.

‘Ik ben een Ford-man. Weet je waarom? Omdat nog maar één op de tien auto’s op onze wegen een Ford is. Dat hebben ze niet verdiend,’ vertelt hij, alsof hij het over een terminaal zieke vriend heeft. ‘Het is oneerlijk, ze verdienen beter.’

Het vooruitzicht van een wedstrijdje burnouts is voldoende om de groep zover te krijgen om te poseren voor een foto. Ze drommen bijeen. Racky is bijna niet te zien, maar wel te horen. Om de 15 seconden roept hij: ‘Ford, Ford, Ford!’ We houden ons aan de belofte en laten Cargo achter in een wolk van verbrand rubber.

Overal waar we stoppen, herhaalt het tafereel zich. Luke Johns is achttien jaar oud en stopt speciaal om de Maloo te komen bekijken. ‘Je wordt ermee geboren. Ik ben zo opgevoed. Mijn vader zou mij vermoorden als ik een Ford kocht. Eerlijk waar. Niet onterven, maar vermoorden.’

We stoppen in Spring Hill, weer een plaatsje met één pub: Railway Hotel. Daar treffen we een vrouw met de naam Jade Williams. We zijn de eerste mensen die ze vandaag ziet en het is half vijf ’s middags.


Jade heeft haar Holden Kingswood uit 1982 voor de deur staan. ‘Ik zou nooit iets anders willen rijden’, zegt ze. ‘Het is hier een levenswijze. Je bent óf Ford óf Holden, meer niet.’

Ze kijkt naar haar pick-up, die ze gepersonaliseerd heeft met stickers en een naam: Thumper. ‘Ik kocht deze voor 4.000 dollar. Ik heb al zes keer een differentieel moeten vervangen, een paar versnellingsbakken en dit is de derde motor. Maar ik wil niets anders meer.’

Onze grootste ontdekking doen we in de garage van Roz Sutton, die me uitnodigde een kijkje te komen nemen. Ze haalt een stoffige hoes van een auto.

‘Het is een HJ Monaro uit 1975’, vertelt ze. ‘Deze kochten we ooit nieuw. Het is de Bathurst Edition.’ Een klassieker die een fortuin waard is, staat hier onder een stoffig kleed.

We moeten verder, naar een laatste bestemming. Verstopt op een landweggetje zo’n drie kilometer buiten Ootha (een dorpje dat op de meeste kaarten niet eens te vinden is) vinden we een Australische attractie waar bijna niemand van gehoord heeft. In een omheinde wei vol met schapen staan vijftien Holdens als een leger Transformers uit het verleden.

Allemaal zijn ze beschilderd of bewerkt door kunstenaars uit de regio. Zo zien we UteZilla, een FE uit 1957 die getransformeerd is tot een log kangaroe-monster. Ook staat er de Emute, een HJ uit 1975, die eruit ziet alsof ie met z’n voorkant in de grond geknald is. Een emoe-oog kijkt ons aan vanuit een raampje. Er is meer: de Ute of Arms (een Holden FX, versierd met een grote emoe en kangaroe), de Ute-topia (een roestige oude Holden die doorboord wordt door drie enorme stalen bomen), of Trib-ute (een EH uit 1964 die beschilderd is met traditionele Dreamtime-afbeeldingen van de aboriginals). Het is allemaal bedacht door Graham en Jana Pickles, twee lokale boeren. Ze zoeken afgeschreven Holdens en vragen kunstenaars om er hun talent op los te laten. Het is een adembenemende ode aan de autohistorie van Australië. Dit kan, en mag, nergens anders dan in deze verschroeide binnenlanden van Australië bestaan.

Dit is het bewijs dat de passie nog steeds leeft. Zelfs als de Commodore en de Falcon ophouden te bestaan, zal de herinnering blijven leven. Evenals de koe die we aanreden.

Reacties

Meer van TopGear