Onder het motto minder is meer, krijg je nu nog minder Mini voor nog meer geld. Dat is uitstekend.
 
Er waren er al vier (de inmiddels klassieke hatchback, de leuke Cabrio, de Clubman met de ‘derde’ deur en de maxi-Mini Countryman) en met de Coupé erbij zijn er nu vijf Mini’s. Nummers zes en zeven (respectievelijk een Roadster in 2012, een open versie op basis van deze coupé, en de Paceman in 2013, een driedeurs Countryman) staan gepland.
 
In Nederland en België zijn vier verschillend gemotoriseerde Coupés te koop: de instapper is de Mini Cooper Coupé met 122 pk, dan heb je de Cooper S Coupé met 184 pk, de 143 pk sterke diesel Cooper SD Coupé en als laatste is er nog het illustere modelletje dat TopGear reed (of dat mét TopGear reed, zo je wilt – zoals sommige mensen door hun hond worden uitgelaten in plaats van andersom): de John Cooper Works Coupé met 211 pk.
 
Deze JCW is een klein beest om bang van te zijn – wilde honden in de Afrikaanse savanne zijn ook niet de grootste, of de mooiste, maar zeker wel de gevaarlijkste dieren. Die wilde-hondenrol vervult de JCW op de Autobahn ten westen van München met verve. Daarover dadelijk meer, want die motorisering is niet bepaald nieuw.
 
Nieuw is de vorm, en dan met name de achterwaartse puntvorm van het dak. Mini heeft een monster gebaard, was het algemene idee toen de eerste foto’s van de Coupé verschenen – en dat idee gold het dak. Wat was dát?
 
Smaken verschillen, zoals het cliché wil, maar dit was wel een erg affreus baasje geworden. Toch? Laten we eerst eventjes aan Mini zelf vragen waar dit idee überhaupt vandaan komt. ‘Het is een helmvormig dak’, menen de Mini-mama’s – ingenieurs van moederbedrijf BMW – en ze voegen daaraan toe: ‘Dankzij de goede gewichtsverdeling en de korte wielbasis valt de Coupé op door zijn goede tractie. De gedrongen bouw, de lage daklijn, de dakspoiler en de actieve achterspoiler zorgen voor een sportief silhouet en optimale aerodynamica. Dit is de snelste, de wendbaarste en de beweeglijkste Mini tot nu toe’.
 
Juist; daar wordt een andere kwestie aangeroerd, de kwestie van de ‘actieve achterspoiler’, die bij 80 km/u omhoog komt en bij 60 km/u weer indaalt. Sportief moest ie ogen, en dat doet ie, al is het sportief op de wijze die sportschooltypes sportief interpreteren (tatoeages en kunstmatig gekweekte spierballen). Mini zelf zegt dat het allemaal een functie heeft, dus dat nemen we dan maar aan. Overigens is het zicht naar achteren al niet ruimhartig, maar boven 80 km/u is het nagenoeg helemaal verdwenen.
Wij zeggen het anders dan Mini zelf: echt mooi is de Coupé niet, al is ie in het echt stukken en stukken minder lelijk dan ie op de foto’s leek. De achterkant is z’n probleem, z’n vooraanzicht en zijkanten mogen er heus wel zijn.
 
Nogmaals: je smaak is je smaak. Over feiten valt niet te twisten, en een feit is dat er ruim plaats is voor bagage (of een forse wilde hond) achter de twee stoelen. De inhoud van de kofferbak is zelfs, vreemd genoeg, twintig liter groter dan die van de Clubman. De ruimte is goed toegankelijk via de hoog – maar erg zwaar – openende achterklep. Je verwacht het niet bij een autootje met deze maten (hij is een paar centimeter korter dan de reguliere hatchback), maar je moet er echt aan gaan hangen om de klep te kunnen sluiten. Daar mogen de Beiers zich nog even over buigen.
 
‘Hij springt en bokt een beetje, gromt als een leeuw maar loert als een wilde hond’
 
Het interieur van de vrolijke Coupé is weer een waar Mini-festijn. Alle snuisterijen die we van Mini kennen, zijn aanwezig, waardoor ook de Coupé niet zozeer de indruk maakt een scheurijzer te zijn, maar veeleer een rijdende luxe-gadget.
 
Alle versies hebben een handgeschakelde zesbak – een zestrapsautomaat is als optie leverbaar (maar tenzij je de diesel neemt, wat natuurlijk niemand in Nederland gaat doen, is de automaat niet de meest logische keuze).
 
Hoe dat rijdt? Dat rijdt voortreffelijk, natuurlijk. BMW haalt het laatste decennium rare fratsen uit, qua design, maar een slecht rijdende auto lijken ze niet te kunnen maken. Na een kort en obligaat ommetje met de SD (de diesel), zet TopGear zich in de JCW en dat is een feest der herkenning. We reden precies drie jaar geleden de hatchback-versie van de JCW, en de coupé-versie wijkt daar, zolang je niet achterom kijkt, ogenschijnlijk niets van af. Toen schreven we, dat wie ‘m wilde kopen er meteen een circuit bij moest huren. Nou, dat is nog steeds zo.
 
John Cooper Works is het equivalent voor Mini van wat Abarth voor Fiat is (of Motorsport voor BMW, AMG voor Mercedes). Een huistuner. John Cooper Works is natuurlijk bekend van de Cooper-vermelding op de andere Mini’s, maar met deze versies komt meneer Cooper er pas echt aan te pas.
 
John Cooper (1923-2000) was een Brits coureur die furore maakte in de jaren vijftig en zestig, en sedertdien doet zijn bedrijf dat voor zijn naam. De JCW-versies zijn racemachinetjes. Met 211 pk en voorwielaandrijving leed de hatchback nogal aan onderstuur en wat weinig tractie: wie niet goed oplette of gewoon een plons gas gaf, belandde subiet in de struiken.
 
Maar. Mini belooft dat de specificaties en de vorm (en de spoiler) het weggedrag van de Coupé hebben verbeterd ten opzichte van de hatch. En dat blijkt de volledige waarheid te zijn. Hij springt en bokt een beetje, gromt als een leeuw maar loert als een wilde hond, en toch is ie een stukje handelbaarder dan z’n iets grotere broer was. Hij is stijver, aerodynamischer, het gewicht is beter verdeeld, het onderstel is verbeterd. Hij stuurt, zeker in de Sport-stand, niets minder dan geweldig.
 
‘Sterven in schoonheid is ook een kunst’, schreven we destijds over de JCW-hatchback. De Coupé doet daar een schepje bovenop, want snel en heerlijk is ie, maar nu kun je er nog maar met twee mensen in. Waar gebruik je zo’n autootje dan nog voor? Helmut Hoen, techneut bij BMW, geeft het antwoord: ‘Om lol te maken tijdens je vakanties. Je hebt laadruimte en je kunt lekker scheuren in de bergen’.
 
Dat is helemaal waar. Wie van z’n baas toevallig veertig mille extra vakantiegeld heeft gekregen, zal een gat in de lucht springen omdat de JCW Coupé bestaat. De rest van de mensheid blijft verbouwereerd achter in de rechterbaan. 
 
 

Specificaties: John Cooper Works


 

Leuk

Mooier dan op de foto

 

Niet leuk

Maar toch niet echt een schoonheid

 

TopGear-vonnis

Het is een Mini en hij kan hard, maar hij is niet heel erg mooi, en kost een bom duiten

 

Prestaties

0-100 km/u 6,4 sec., top 240 km/u, 7,1 l/100 km

 

Techniek

1.598 cc viercilinder, turbo, 211 pk, 260 Nm, 1.165 kg, 165 g/km CO2

 

Doen!

Kiezen uit 29 soorten racestrepen

 

Niet doen

‘m Ook daadwerkelijk kopen

 

Prijs NL ca. € 39.500

Prijs BE n.n.b.

Reacties

Meer van TopGear