Lamborghini staat niet bekend om bescheiden sedans of vernuftige stadsautootjes. Maar de Aventador J geeft wel een zeer extreme betekenis aan het woord bizar.
 
Heb meelij met Ford. Heb meelij met Mercedes. Heb meelij met, hoewel dit lastiger ligt, Audi. Heb meelij met alle vlijtige, volwassen autobedrijven die jaren en jaren bezig zijn met het ontwikkelen van hun vlijtige, volwassen nieuwe modellen. Hun B-Maxen, A-klasses of A3’s die op de autoshow van Genève te zien waren. Auto’s die duizenden vergaderingen nodig hebben om tot leven te komen, miljoenen manuren van compromissen en bijschaven. Auto’s die compleet in de schaduw verdwenen op het moment dat Lamborghini de hoes van de belachelijke Aventador J afhaalde.
 
Deze Lambo werd in zes weken gemaakt. Zes weken. Niet zes weken om de auto zelf in elkaar te schroeven, nadat de schetsen en computermodellen afgerond waren, maar zes weken vanaf het moment dat Lambo-baas Stephan Winkelmann tegen zijn designteam zei: ‘Hé, zullen we eens iets écht geks maken dit jaar?’
 
‘Op 14 januari 2012 vroeg meneer Winkelmann ons om iets voor Genève te maken’, vertelt hoofd design Filippo Berini aan TopGear. ‘Een blanco vel papier. Doe wat je wilt. Ik tekende deze auto in één weekeinde.’
 
Geen slecht resultaat voor een paar dagen, met alleen een laptop. Een felrode, brutale sportwagen zal altijd meer publiek trekken dan een verantwoorde, goed geprijsde stadsauto.
 
Pas als je naast de Aventador J staat, zul je de complete hysterie ervaren. Norse autoverkopers in grijze pakken, balend van auto’s, balend van het leven, schuifelen langs de stand, verwikkeld in een diepe conversatie met andere grijze pakken. Dan zien ze slechts een glimp van de lage, brede, dodelijke sportwagen en veranderen in no time in Haribo-verslaafde zesjarigen die vechten om een foto van het monster te kunnen maken. Lamborghini heeft op autoshows altijd lenige, prachtige auto’s neergezet met een onbeschrijfelijke aantrekkingskracht. Nu moet het volk om de auto weggejaagd worden omdat niemand nog wat kan zien van de rode schone.
 
Wat is de J nu precies, behalve het meest ontaarde voorbeeld van autopornografie in deze eeuw? Simpel gezegd is het een speedster-versie van de Aventador, de laagste auto die Lambo ooit creëerde. De bovenkanten van de koolstofvezel rolhoepeltjes liggen slechts 111 centimeter boven de grond; nauwelijks de hoogte van een gemiddelde schoothond. Hij lijkt voor het oog zelfs nog platter. Eerder op de dag met een laken over de auto heen, als een verwarde struisvogel met een zak over zijn kop, zag de Lambo er zo plat uit dat je vermoedde dat er een piano van grote hoogte op was gevallen.
 

 
De J is veel meer dan een Aventador met afgesneden dak en voorruit. Uiterlijk herken je alleen de motorkap, neus, voor- en achtervleugels en koplampen van de grote V12 coupé. Alle andere panelen zijn nieuw. De onderlip is gegroeid, versterkt door een stel uit de kluiten gewassen vleugeltjes op de hoeken. De dorpels zijn opgezwollen en hebben eigen vleugels gekregen, een gigantische nieuwe achterspoiler biedt onderdak aan vier boze uitlaten. Het trapsgewijze achterdek van de coupé is verdwenen en vervangen door twee gladde bulten met slechts een delicate crossbrace die de motor niet al te veel te bedekt. Er hangt een gigantische nieuwe achtervleugel aan twee c-vormige ophangpunten die zich als gebogen biceps over het achterdek uitstrekken. ‘Deze omgekeerde bevestiging is geïnspireerd op de racerij’, legt Perini uit. ‘Bij hoge snelheden kan de hoek vlakker gemaakt worden, waardoor de auto minder weerstand heeft, een soort adaptieve achtervleugel.’
 
Vergeleken met de standaard Aventador (een groter oxymoron bestaat niet) wordt duidelijk dat deze unieke speedster op ieder mogelijk gebied fine-tuning heeft ondergaan, tot 11 op de schaal van 10. De centrale spiegel scoort echter een 14 in exclusiviteit. Het probleem met een voorruitloze speedster is, zoals je begrijpt, dat er geen mogelijkheid is om een achteruitkijkspiegel aan op te hangen. De meeste van dit type auto’s lossen dit op door in het geheel géén spiegel te monteren. Niet Lamborghini. Uit het centrum van de bovenkant van het ‘dashboard’ ontspruit een slanke, lange arm. Lambo noemt het een periscoop, met daarop de stijlvolle behuizing van een spiegel.
 
‘De J is geen auto voor mensen die zich druk maken om hun perfect gestileerde haren. Of gezicht’
 
Nadat men zo veel energie heeft gestoken in het produceren van een achteruitkijkspiegel, hebben ze hun inspanningen teniet gedaan door dermate weinig ruimte voor de spiegel over te houden dat het werkelijke doel niet behaald wordt. Het doel van een spiegel is namelijk Dingen Achter Je Zien. En dat is lastig.
 
De buitenspiegels zijn even prachtig, met hoeken zo scherp dat ze passanten kunnen openhalen, maar net zo nutteloos als de middelste spiegel. Het lijkt wel of Lamborghini meer geeft om stijl dan om het inparkeren bij de Ikea. Die talloze dode hoeken moeten kennelijk door de bodyguards van de bezitter in de gaten worden gehouden.
 
Over de eigenaar gesproken, hebben we al verteld dat dit geen conceptcar is? Dit is een volledige functionele straatauto, toegestaan in Italië. Hij is al verkocht voor 2,1 miljoen (exclusief belastingen) aan een anonieme koper die, zo kunnen we met zekerheid zeggen, geen geldproblemen heeft. ‘Meneer Winkelmann kent alle goede klanten persoonlijk’, vertelt Perini. ‘Eén van eerste klanten die we over het project vertelden, had meteen interesse. In een minuut had hij het geld overgemaakt.’
 

 
Zo leven de rijken dus. Twee vragen resteren. De eerste: is 2,1 miljoen plus belastingen een redelijke prijs voor een Aventador J? En twee: hoe kun je in godsnaam in anderhalve maand een nieuwe straatlegale auto te voorschijn toveren?
 
‘Onze werkwijze is zeer verfijnd’, legt Perini uit. ‘Twee dagen nadat ik de auto getekend had, waren we al aan het overleggen met de technische afdeling, de aërodynamica aan het testen en de homologatie aan het regelen. We weten hoe we in korte tijd een auto moeten bouwen.’
 
Dat de auto in Italië werd aangemeld voor de homologatie hielp waarschijnlijk wel een handje mee. (Ciao. Is dit de afdeling homologatie? Mooi. We hebben een absurde nieuwe Lamborghini. Geen dak. Geen voorruit. Gevaarlijk? Ja, een beetje. Is oké toch? Dank u wel. Dag.) Wat het proces ook versnelde was het feit dat Lamborghini besloot om niet te gaan knoeien met de belangrijkste mechanische onderdelen van de Aventador. ‘De Aventador coupé is één van de meest extreme supercars die nu op de markt zijn, dus het was niet belangrijk om de prestaties aan te passen’, aldus Perini. ‘Het doel was om een prachtige auto te maken.’
 
‘De Aventador J is niet zozeer bedoeld als een stripversie van de volgende Spyder, maar als een 320 km/u snelle reclame voor de koolstofvezel expertise van Lamborghini’
 
Dit betekent dat de nieuwe eigenaar van de Aventador J het moet stellen met een 6,5-liter V12 die 700 pk richting alle wielen blaast, geholpen door de brute zeventraps transmissie. Met slechts een minuscuul windschermpje om hem, haar of het te beschermen tegen al te veel wind, zand en bijen. De J is geen auto voor mensen die zich druk maken om hun perfect gestileerde haren. Of gezicht. Een motorhelm is aanbevolen.
 
Na diverse drankjes wilde Lamborghini ons nog steeds geen prestatiecijfers meedelen. We kregen alleen losgepeuterd dat de J door het ontbreken van dak, ruiten, airco, stereo en dergelijke onzin ‘significant lichter’ is geworden dan de 1.575 kilo wegende Aventador. Het is dus te verwachten dat nul tot honderd in ongeveer drie seconden zal gaan en de topsnelheid boven de 320 ligt. De ‘J’ staat vermoedelijk voor Jezusditgaatsnelmijngezichtzitvolwespen.
 
Lambo verklaart dat de ‘J’ verwijst naar de FIA’s ‘Appendix J’-regels, het reglement betreffende de toelating van sportauto’s en de gestelde eisen. Dat is een leugen. ‘J’ staat namelijk voor Jota: de naam van de raceversie van de Lamborghini Miura uit 1970, gebouwd door het hoofd van de testafdeling Bob Wallace. ‘Ik heb altijd al iets met de naam Jota willen doen’, zegt Perini. ‘Inspiratie komt uit het verleden en de Jota is echt erfgoed van ons bedrijf.’
 

 
Net als de Aventador J was de Jota een éénmalige uitspatting: een lichtere, rauwere en snellere versie van Lamborghini’s eerste supercar met middenmotor. De meest moderne materialen werden toegepast bij de bouw van de auto. De naam is zo heilig dat Lambo heeft geweigerd om welke productie-auto dan ook ernaar te vernoemen. Daarom is de J volgens Perini ook geen voorbode van een toekomstige Aventador Spyder. ‘Dat zal een compleet andere auto worden’, benadrukt hij. Deze bevestiging zou wel eens wereldnieuws kunnen zijn, ware het niet dat deze stap nogal voorspelbaar was. Op een goede manier.
 
De Aventador J is niet zozeer bedoeld als een stripversie van de volgende Spyder, maar meer als een 320 km/u snelle reclame voor de koolstofvezel expertise van Lamborghini. ‘Je ziet op de autoshow van Genève een heleboel nepmateriaal’, zegt Perini, terwijl hij wijst in de richting van de tientallen kraampjes van ambitieuze-maar-vulgaire aftermarket tuners. ‘Op deze auto is alles echt. Dit is een experiment om nieuwe materialen te testen, om te laten zien wat we kunnen.’
 
De stoelen van de J zijn gemaakt van composiet. Het dashboard en de inlegstukken van de stoel zijn van een door Lamborghini ontwikkeld materiaal genaamd CarbonSkin: gewoven koolstofvezel overgoten met epoxyhars die vrijwel onverwoestbaar maar toch licht en flexibel is. Het ziet er nogal hip uit. Lambo dreigt in de toekomst ook CarbonSkin-kleding te gaan maken. Je bent gewaarschuwd.
 
Je kunt er donder op zeggen dat dit glimmende materiaal binnenkort in de productie-auto’s van Lamborghini te vinden is. Voor de J blijft het bij één exemplaar, een nogal beperkte oplage. Het woord ‘Unico’ wordt te pas en te onpas door Lamborghini rondgestrooid. Zo, de boodschap is duidelijk.
 
Wat nu als een miljardair binnenkort vanuit zijn ondergrondse bunker opbelt en aan Lamborghini een blanco cheque uitschrijft voor een Aventador J? Zouden ze er nog een bouwen?
 
‘Nee’, zegt Perini gedecideerd. De hordes kwijlende miljonairs bij de Lambo-stand zuchten hoorbaar. ‘Dit is echt een unieke auto. Daar blijft het bij.’
 
Perini denkt even na en zegt dan: ‘Maar ik denk dat je die vraag beter aan meneer Winkelmann kunt stellen.’ 

Reacties