In de DNA-blender gieten we het moderne van de Murciélago, de stoerheid van de Countach en het militaire van een straaljager. Wat rolt eruit: de Reventón – de meest zeldzame Lamborghini aller tijden. We proberen hem uit op ons Italiaanse testcircuit.
 
Als de fotograaf er nog niet is, dan is dat een schande. Voor de leverancier van foto’s voor slaapkamerposters is dit een dag waarop je je niet mag verslapen. Als ik hem was zou ik mijn opdrachtgever niet graag uitleggen waarom ik niet met een joekel van een lens over het hek hing op het moment dat de zeldzaamste, duurste en krachtigste Lamborghini uit de geschiedenis voor het eerst het daglicht in rolde.
 
Het punt is, de Reventón (kosten: dik een miljoen euro) is nog nimmer op het aardoppervlak vertoond behalve in plastic, of op een beursstand. Bovendien heeft er nog nooit iemand in gereden op wiens visitekaartje niet staat: ‘Giorgio Sanna, test driver’. En dat gaat nu veranderen. Als kind had ik de normale wensdromen van elk jochie. Ik wilde straaljagerpiloot worden en op een dag een Lamborghini besturen. Vandaag ga ik dat tegelijk doen.
 
Het betreffende hek staat om het geheime Italiaanse testcircuit van Top Gear, vlak buiten Milaan. Hier komt de vrachtwagen van Lamborghini, omgeven door een leger dat qua grootte overeenkomt met dat van Azerbeidjan (maar met veel leukere uniforms), een belofte inlossen die luttele weken eerder is gedaan op de autobeurs van Frankfort – de belofte dat wij er als eersten ter wereld in mocht rijden.
 
Laten we elkaar even recht in de ogen kijken – ik ben zenuwachtig en daar is alle aanleiding toe. Dit is de auto die ze bij Lamborghini hebben gebouwd voor mensen die vinden dat de Murciélago LP640 iets te kort komt, dat hij misschien wat mak is, wel wat meer vermogen zou mogen hebben. Zoiets als dat Amy Winehouse een prima alcoholiste is, maar dat ze zich nog kan verbeteren – misschien door wat meer weg te klokken en legendarisch te worden. Er zijn uiteraard hooguit twintig mensen ter wereld die knots genoeg zijn om dat te geloven en die hebben allemaal al meer uitgegeven dan het Bruto Nationaal Product van Sierra Leone om de auto van hun dromen aan te schaffen. Een van die auto’s staat hier voor me; zijn dakrand reikt tot aan de gesp van m’n broekriem. Ik denk dat het goed is om hier geen brokken mee te maken.
‘Van alle opvallende aspecten is de kleur – de matte glans kun je beter zeggen – het indrukwekkendst doordat het zo ondenkbaar is’
 
Er is nooit een Lamborghini geweest die niet beeldschoon was, maar zelfs vanachter het hek moet je kunnen zien dat de samenzweerders die de Reventón hebben gewrocht een andere dimensie hebben betreden. Ik zie meteen een limoengroene Murciélago naast de garage staan. Alle blikken richten zich op die exotische excentriciteit uit de stallen van St’Agata, maar het is een afleidingsmanoeuvre. Erachter zie ik de rechthoekige kont van iets anders tevoorschijn komen. Het lijkt een decorstuk uit een peperdure sciencefictionfilm. Een geometrische wirwar van lijnen, hoeken en plooien in een kleur en uitstraling die aan graniet doet denken. Hij lijkt eerder licht te absorberen dan te reflecteren en schept een onwezenlijk gevoel van onaardse materialen – buitenaardse expertise die op onze planeet tot leven komt.
 
‘Dat is dan zeker de Reventón?’ vraag ik aan niemand in het bijzonder. Tja, kennelijk. Van alle opvallende aspecten is de kleur – de matte glans kun je beter zeggen – het indrukwekkendst doordat het zo ondenkbaar is. Auto’s horen te glimmen en stralen en bruisen, maar dit is een oorlogsbodem, een straaljager uit de koude oorlog die onopgemerkt over Rusland heen kan vliegen en van 50.000 voet een slimme bom kan laten vallen in precies de juiste brievenbus. Het doet denken aan verhit metaalfolie waarop je een zegel van dof lak laat vallen. Alsof er geen verf aan te pas is gekomen. Ironisch genoeg is de Reventón niet van metaal gemaakt. Ze hebben hun uiterste best gedaan om een meesterwerk van koolstofvezel te bouwen en er een verf bij te verzinnen die dankzij een toegevoegde dosis metallic deeltjes lijkt op een stalen pantser.
 
Net als het merendeel van het DNA van de Reventón is dat geen pure ijdelheid. Het lijnenspel van de auto is zo ingenieus dat het aan breekbare origami doet denken en zonder doorschijnende laklaag zou je denken dat hij van Lego is. Neem nou die wielkasten. Die vormen geen strakke boog maar zijn een veelhoekige benadering van een ellips. Het verwijt van ijdelheid hangt voelbaar in de lucht als iemand van Lamborghini over bommenwerpers begint te praten, met name over de gevechtsstraaljager F-22A Raptor waar de bouwers van de Reventón hun inspiratie aan hebben ontleend. Oké, je moet erkennen dat hij iets weg heeft van de Stealth, iets dat je zou kunnen verwachten in een ijskoude hangar met belichting van achteren, maar de vergelijking gaat maar heel kort op.
 
Stealth-bommenwerpers zien er op een bepaalde manier uit om onzichtbaar te zijn voor de radar en hoe hard hij ook zijn best doet, dat gaat de Reventón niet lukken. Als de auto straks werkelijk onopgemerkt met 340 km/u een politieman met lasergun weet te passeren, dan valt de kostprijs eigenlijk nog mee. Maar als je bedenkt dat hij alle aandacht in de wijde omgeving naar zich toe trekt, dan is hij net zo steels als een ridder in een harnas op een skippybal.
 
Maar de afwerking van de deklaag maakt dan ook niet alleen Blackbirds jaloers. De Reventón heeft zijn portie vlieguren in de windtunnel doorgebracht en is vervolgens terechtgekomen in een wereld waarin zijn zusje, de Murciélago, niet langer de show steelt. Zonder gebruikmaking van carrosseriespoilers, maar tot de tanden bewapend met de vader en moeder van alle bodemplaten, kolossale voorinlaten, asymmetrische luchthappers aan de zijkant en een ingewikkelde diffuser snijdt de Reventón als een scalpel door de theoretische lucht, met alle vier de wielen als aan de grond gelijmd.
 
Je kunt erover twisten in hoeverre de magie op het conto kan worden bijgeschreven van de microscopisch afgewerkte buitenlaag. Waar het om draait is echter dat dit project niet berust op pure pose, maar ook op integriteit. Het is niet alleen een plaatje, maar ook een auto die moet presteren, moet overtreffen waar dat feitelijk niet meer kan. Of welbeschouwd om de essentie uit het DNA te peuren en de weifelaars te overtuigen voor wie de bloedlijn van Lamborghini vervuild was geraakt toen ze introuwde in de familie Audi. Waar anders komt dat DNA op neer dan op grootse prestaties, om niet te zeggen moorddadig optrekken, de bochten waarnemen door de zijruit en onmogelijk laat remmen? Wat stelt een gewaagd ontwerp voor zonder dergelijke prestaties? Daar zullen we vandaag achter komen. Ach nee, daar zullen we vandaag helemaal niet achter komen want de fabriek heeft me verzocht er niet hard mee te rijden. WAT?
‘Deze baan is slechts twee kilometer lang, dus zelfs een F-22 zou hier die topsnelheid niet bereiken. Wat heb je sowieso voor je analyse aan een stukje rechtdoor?’
 
Ze willen dat ik de auto niet te zwaar belast, dat ik in de verschillende versnellingen niet te dicht bij het rood kom. Huh? Op de aluminium plaat die op schouderhoogte in de scheidingswand tussen passagier en chauffeur zit, staat ‘0/20’, wat betekent dat dit van de ongelooflijk kleine oplage van twintig die er wereldwijd worden gemaakt nummer nul is. Of om het iets minder bijdehand te formuleren, deze hebben ze gemaakt voor het Lamborghini-museum. Enerzijds prima – mijn vrees om te worden afgetuigd door een doorgedraaide Russische oligarch wiens zwartgespoten aluminium velgen (met een koolstofmes aan elke spaak) ik net tegen de stoeprand heb geschuurd, verdampt als de Milanese motregen. Anderzijds waardeloos – we zijn hier gekomen om in de vermoedelijk moeilijkst toegankelijke supercar ter wereld te mogen rijden en krijgen beperkingen opgelegd alsof we in een Formule 1-auto alleen de pitsversnelling mogen gebruiken.
 
Wacht eens even – onder die luchtmachtvermomming schuilt nog altijd wel een Lamborghini en dat betekent dat we op een bochtig parkoers als dit nooit in de buurt van de begrenzing komen tenzij we in zijn een of twee blijven rijden en die 340 kilometer per uur zat er toch al niet in. Deze baan is slechts twee kilometer lang, dus zelfs een F-22 zou hier die topsnelheid niet bereiken. Wat heb je sowieso voor je analyse aan een stukje rechtdoor? Zo raken we over de schok heen. Dan dringt er een nog diepere waarheid tot ons door. De kern in het debat rond deze auto is de droomwereld. Het gaat hier niet om zomaar een auto – in relatie tot de aloude ontdekking van horizontale voortbeweging door middel van interne verbranding – maar om een museumstuk, een galerievoorwerp. Of om de juiste termen te gebruiken, om een waardevol bezit – een kapitaal eigendom, een investering.
 
‘Ja, hij is precies op het juiste moment in supercars gegaan. Begon meteen groot met een Veyron, een FXX en een Reventón.’ ‘Een Reventón? Meen je dat nou?’ Dat werk. Je koopt geen Rembrandt om hem boven de kachel van je café te hangen. Je leent hem uit aan een museum, verpakt hem in bubbelplastic, stopt hem in een kluis en wacht de waardestijging af. Zo stamp je dus ook het gaspedaal van een Reventón niet in – je stelt hem tentoon. Lekker rijden is dus niet het grote punt, we moeten onze pret niet laten drukken door de beperkingen die ons worden opgelegd.
 
Maar dat is – als ik zo vrij mag zijn – allemaal gelul. Ze zijn uitgegaan van de Murciélago LP640 die in aller ogen al een ongelooflijk louche, planeetverziekende, hartritmeverstorende monsterauto is, hebben die voorgezet aan de door niets van hun stuk te brengen genieën in ‘Centro Stile’ (de tekenafdeling van Lamborghini in Sant’Agata) en hebben de opdracht gegeven om ‘het DNA te destilleren’, ‘het extreme te overtreffen’ en ‘de overtreffendste trap op automobielgebied’ te bouwen. Dat is gelukt. Nu gaan we verdorie ook doen wat die twintig eigenaren vast nooit zullen durven – ervan genieten.
 
Akkoord, het begint niet best. Bij onze aankomst regent het en het parkoers is glad als mijn collega Marco (een seconde langzamer dan Prost!) me in een Nissan 350Z laat kennismaken met het circuit. Drie bochten nadat ik het stuur van hem heb overgenomen, sta ik in het gras, tot aan de assen in de landbouwgrond. Marco verbergt zijn angst achter een lachbui, maar ik weet zeker dat we allebei exact hetzelfde denken – goddank was dit de Lamborghini niet.
‘Voor wie zich de jaren zeventig kan herinneren, de toptijd van Lamborghini in de vorm van de Countach, de Reventón roept warme gevoelens op’
 
Uren later is het zover, als de baan bijna is opgedroogd. Marco heeft al enkele rondjes gereden, heeft het voorgedaan en ik heb de toerentalbegrenzer horen ingrijpen als hij het derde rechte stuk opjaagt. Maar zelfs in volle vaart komt hij niet aan de derde versnelling toe. Of nauwelijks. De motor mag dan een V12 zijn, middenin geplaatst op onze lievelingsplek waar we hem optimaal voelen – achter onze oren – en hoewel hij 10 pk meer kan ophoesten dan de Murciélago (geen 640 maar 650), klinkt hij onbevredigend, onvoldoende theatraal. Als je een 599 hebt horen joelen, begrijp je waar we op hadden gehoopt. Dat is er niet.
 
Ik stap in en probeer mijn royale kantoorkont in een kuipstoeltje te wringen waarvan het koolstof gegoten is rond de minuscule bilpartij van iemand als testpiloot Mario Fazanetto, die naast me achter zijn oren zit te krabben. De vleugeldeur sluit zich en eindelijk zit ik dan oog in oog met het dashboard. Het zelfvertrouwen dat ik in de loop van de middag heb weten op te bouwen is meteen verdwenen. Plotseling dringt tot me door dat er nu van me wordt verwacht dat ik – zonder opleiding – een Airbus de lucht in moet zien te krijgen. Nu kom ik terug op die opmerking over de straaljager – de vergelijking met de F-22A Raptor komt volledig tot zijn recht als je hier zit te staren naar de instrumenten, al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ze in Battlestar Galactica ook prima tot hun recht zouden komen. Of in Knight Rider.
 
Voor wie zich de jaren zeventig kan herinneren, de toptijd van Lamborghini in de vorm van de Countach, de Reventón roept warme gevoelens op. Zijn om krijttekeningen schreeuwende achterwerk verwijst naar de Countach en de uit een blok aluminium geperste instrumentenbehuizing met zijn ombouw van koolstof bevat een reeks wijzertjes waarmee dat tijdloze icoon uitgerust had moeten zijn. Oké, ‘wijzertjes’ is niet de juiste term. We hebben het over drie lcd-schermen waarin meer aandacht wordt geschonken aan de snelheid van de motor dan aan de snelheid van de auto. Het display links geeft toerentallen en schakelmomenten aan, de G-krachtindicator pal voor je verklaart waarom je pijn in je nek hebt. Meer hoef je niet te weten. Wordt het je allemaal te veel, dan kun je omschakelen naar een reeks ‘quasi-analoge’ wijzers. Ik kom er niet aan toe, want ik zit me te concentreren op de twee flinterdunne koolstof flippers die tussen het alcantara en het koolstoffen stuurwiel zijn verstopt.
 
Goed, we rijden. Mijn rechtervoet is nerveuzer dan een scherpschutter van de politie en de eerste paar bochten zijn een rommelige mengeling van oversturen en onfortuinlijke lanceringen. Maar na de derde bocht – en voorbij de sporen van mijn tuinexploratie eerder op de dag – geeft de Reventón zich gewonnen. De motor klinkt aan de buitenkant weliswaar ietwat weifelend, maar hier binnen knort hij aangenaam in je oor, kietelt je middenrif zodra je schakelt. Minder bruut en rechtlijniger dan de superbak van Ferrari masseert hij de motor, neemt toeren terug als je opschakelt, remt charmant af als je terugschakelt.
 
De auto bijt zich met veel bluf vast in de bochten en werpt zich erdoorheen met het luidruchtige soort theater dat elke Lamborghini-eigenaar eist. Maar een auto voor op het circuit is het niet. Het is geen Ferrari, niet eens een Porsche. Het is een beeldhouwwerk en zo ziet het er van en binnen en van buiten dan ook uit, ook al doet hij op de baan zijn best om te bewijzen wat hij kan en wat hij vervolgens nooit meer zal hoeven te doen.
 
Onderweg komen we erachter dat het ook geen gebruiksmodel is. Te breed, te plat en zo oncomfortabel dat het echt pijn doet. Hij tergt je met zijn vermogen als je door een dorpje rijdt, slaat her en der zombieachtige burgers met stomverbaasde blikken en maakt anderen bloednieuwsgierig. Dan rij je er snel mee naar huis, poetst hem nog eens op en laat hem je garage met klimaatbeheersing binnen glijden, of liever nog je tentoonstellingszaal.
 
We keren terug naar het circuit en zien een groepje mensen bij het hek staan, waaronder hopelijk de fotograaf. Hij zal toch niet te laat zijn gekomen om de Reventón op de gevoelige plaat vast te leggen voor de tieners van de wereld, zoals zijn voorgangers de legendarische Miura en Countach vereeuwigden? Hebben ze het bij Lamborghini weer voor elkaar – hebben ze een nieuwe legende in het leven geroepen? De fotograaf zegt: ‘Ja!’ Met een zucht van verlichting zeg ik het hem na.
 

Reacties