‘Als ik dan toch dood moet gaan, beste vriend, dan hoop ik dat ik razendsnel zal gaan.’ Dat zei Donald Campbell op de oudejaarsavond van 1966, toen hij een feestje gaf in Coniston, de plaats die het dichtst bij het meer lag waar hij zoveel van zijn snelheidsrecords op het water vestigde. Een paar dagen later werd die onbedoelde wens van de snelheidskoning bewaarheid. Op 4 januari 1967, net voor negen uur in de ochtend, steeg de Bluebird K7 op van de oppervlakte van Lake Coniston om er kort daarna op te pletter te slaan met een geschatte vaart van 528 km/u. De boot zonk in een paar seconden – Campbell stierf bij zijn poging om het snelheidsrecord op het water boven de 300 mijl per uur (zo’n 483 km/u) te vestigen. Hongerend naar succes wilde hij de krantenkoppen halen tijdens de opening van de London Boat Show, die een paar uur later begon. Die krantenkoppen haalde hij, maar om de verkeerde reden.
‘Dat verbluffende ongeluk en hoe het in beeld kwam, de eindigheid ervan en feit dat hij bleef praten terwijl hij tuimelend op zijn dood afstevende, dat heeft er denk ik voor gezorgd dat mensen het zich nog steeds herinneren’, zegt Donalds dochter, Gina Campbell. ‘Dat soort zaken zag je in 1967 nog niet op televisie of op foto’s, dus dit was uniek. Ik denk dat het hem onsterfelijk heeft gemaakt onder mensen die records willen breken.’

Een automan

Campbell, het mag niet onopgemerkt blijven, was een automan. Zijn poging om de eerste te zijn die meer dan 300 mijl per uur op het water haalde, was niet bedoeld om de Britse kranten de loef af te steken, die ook toen al graag de draak staken met sporthelden. Wat hij echt wilde, was publiciteit genereren voor een aanzienlijk ambitieuzer record dat hij wilde breken: voorbij de 800 mijl per uur (ongeveer 1.287 km/u) op het land rijden met een auto die de Bluebird CN8 heette. Vijftig jaar na zijn dood heeft de Bloodhound SSC hetzelfde doel. Hij hield ook van normale auto’s. Op een Mercedes-Benz 300 SL Gullwing na was Campbells autocollectie uiterst Brits, met vooral veel Jaguars. Hij gebruikte een XK150 om de Australische zoutpan te testen waar hij later sneller ging dan 400 mijl per uur met de Bluebird CN7. Op Britse grond gebruikte hij meestal een MkII en een E-type. Een blauwe E-type coupé is een van de opvallendste details in het filmpje van Pathé-nieuws dat het nieuws omtrent zijn dood in 1967 bracht. Want wat was dramatischer en definitiever dan het zien van de auto waarmee hij die ochtend bij het meer was aangekomen, die hij had geparkeerd bij de scheepshelling van de Bluebird naast Pier Cottage, en waarmee hij nooit meer weg zou rijden? Dat is waar we nu staan, kijkend naar een F-type coupé die bijna zo blauw is als de K7 ooit was. Dat is overigens stom toeval, we waren niet uit op effectbejag. De Bluebirds waarmee Campbell zijn records najoeg, werden gelakt in willekeurige kleuren en tinten blauw, maar net wat er die week in de aanbieding was, maar de tint Ultra Blue van deze F-type British Design Edition komt het dichtst bij hoe iedereen zich de K7 herinnert.   We vermoeden dat Donald deze Jaguar goedgekeurd zou hebben. Hij was een echte patriot, een man die records niet alleen voor zichzelf brak, maar namens de Britse industrie. Als zoon van een recordbreker – Sir Malcolm Campbell – volgde hij het gevaarlijke pad van zijn vader nadat hij vanwege gezondheidsredenen was afgekeurd voor militaire dienst; hij wilde piloot worden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Diep teleurgesteld zocht hij zijn toevlucht elders, en vond iets anders om tegen te vechten: het water.

Slecht weer achtervolgt Campbell

Nu de zon eindelijk achter de wolken vandaan komt, neemt de fotograaf alle foto’s die hij al eerder nam nog maar eens een keer, want eerder was de auto nauwelijks zichtbaar als gevolg van de harde regen. Onze frustraties daarover zijn nogal triviaal als je bedenkt wat voor invloed het wisselvallige weer van het Lake District had op Campbells recordpogingen. Soms werden die weken uitgesteld vanwege aanhoudende regen, tot verdriet van de wachtende en ongeduldige pers. Campbell leek slecht weer soms wel met zich mee te zeulen: boven een drooggevallen Australisch meer viel voor het eerst in vijftien jaar regen toen hij er arriveerde om het wereldsnelheidsrecord op land te verbreken. In 1964 werd Donald desondanks de enige man die zowel het land- als het waterrecord brak, beide down under. Hij deed het eerste met een vaart van 649 km/u in de Bluebird CN7, en het tweede met een snelheid van 445 km/u in de Bluebird K7. Het zou zijn grootste prestatie zijn – en blijven. Coniston is maar een kleine plaats, en op een sombere dag in de herfst wordt het enige bewijs dat het Lake District een toeristentrekker is gevormd door de beslagen ruiten van theesalons. Maar in de jaren vijftig en zestig, toen Donalds recordjacht zich op zijn hoogtepunt bevond, was het een ander verhaal. Hoewel recordpogingen nooit als zodanig werden aangekondigd, verzamelden zich grote menigten mensen aan de oevers van het meer om te zien hoe de Bluebird zich voorbereidde. Hoewel zijn vader de echte hoogtijdagen van het breken van records meemaakte, was ook Donald een held – vooral in de ogen van schooljongens. Anthony Robinson groeide op met Campbell; de zogenaamde Speed King verbleef vaak bij de Robinsons als hij in Coniston was voor zijn recordpogingen. Later werd ‘Robbie’, zoals Donald hem liefhebbend noemde, een van de leden van zijn team. ‘Als hij ’s ochtends door het dorp kwam op weg naar zijn botenhuis, herkende iedereen hem’, vertelt Anthony. ‘Hij ging ’s ochtends altijd op bezoek bij een van de scholen en praatte daar dan een uur over zijn plannen.’ Campbell stond bekend als een eloquente gentleman met een flitsende, dure levensstijl. Maar zij die hem het best kenden, zagen onder de oppervlakte iets anders – ze noemden hem in het dorp daarom soms ‘het masker’. Want in werkelijkheid was hij niets anders dan een grotere versie van de kinderen die hem zo idealiseerden.   Anthony herinnert zich een voorbeeld van dat gedrag op Eerste Kerstdag 1966, net voordat Donald stierf. Hij had ‘jeuk aan zijn voeten’, zei hij, en omdat de leden van zijn team thuis bij de kerstboom zaten, ging hij in het bijzijn van ‘Robbie’ met de K7 het water op, zonder enige voorbereiding. ‘Zo zijn er veel verhalen over hem’, zegt Anthony. ‘Mensen zeggen dat hij die dag het record bijna heeft gebroken. Een journalist die verderop in Ambleside woonde, vertelde dat hij de boot die ochtend had horen starten, en meteen naar het meer was gekomen. Tegen de tijd dat hij aankwam, brachten we de Bluebird alweer naar binnen.’ Ambleside ligt twintig minuten met de auto verderop, moet hier even bij vermeld worden. ‘De boot was vrij lawaaierig, ja. Als we ‘m startten, hoorde je dat kilometers verderop.’

De bewuste 4 januari

Hoewel de recordpogingen op het water dus niet vooraf bekend werden gemaakt, wist iedereen wat Donalds doel was op die bewuste 4 januari. De wegen bij Coniston, aan het meer, stonden vol met toeschouwers. Dat zijn dezelfde wegen waar wij nu naar op weg zijn, met de brede snuit van de F-type snuffelend aan laantjes waarvan je je kunt afvragen of de auto er wel voor is gebouwd. De British Design Edition koppelt een 380 pk sterke supercharged V6 aan vierwielaandrijving en een achttraps automaat. Niet direct een set-up voor Donald Campbell – die bekendstond als een snelle, positieve coureur die ervan hield om ‘dwars en hard’ uit bochten te komen – maar gezien het weer is ie vandaag perfect. Daarbij kun je ook met deze vierwielaangedreven F-type altijd een hoop plezier hebben. Maar we durven te wedden dat Campbell voor de V8 was gegaan. De wegen zelf zijn typisch voor het Lake District: plezierig en logisch krullend, maar wel te druk met meanderende toeristen om voluit te kunnen en willen gaan. Toch is het prettig rijden, want de omgeving is zo schitterend dat je eigenlijk constant in alle spiegels tegelijk wilt kijken om maar niets te missen. Het is een glorieuze plek. We parkeren langs de westkant van het meer, zo ongeveer halverwege. Dit moet een fantastisch uitkijkpunt zijn geweest om de K7 te zien. Net voordat een van de beroemdste ongelukken aller tijden gebeurde, toen Campbell in de Bluebird langskwam met 500 km/u, moet hier een aanslag zijn gepleegd op alle zintuigen van de toeschouwers. ‘Wat ik me nog het best herinner van die laatste poging was hoe je je best moest doen om hem met je ogen te kunnen blijven volgen. Dat was eigenlijk onmogelijk, namelijk’, zegt Anthony. ‘Je hoofd bewoog in fases, als een camera die foto’s neemt. Klik, klik, klik…’

Wat gebeurde er?

Wat er vervolgens gebeurde, dat fatale moment, is sindsdien altijd aan discussies onderhevig geweest. Er is gesuggereerd dat Campbell zelfmoord pleegde, omdat hij die winter niet lekker in zijn vel zat. Maar mensen die hem goed kenden, houden het erop dat hij onder te veel druk stond. Dat zou kunnen verklaren waarom Donald tussen de benodigde twee runs te roekeloos en te snel keerde. Hij was er zo op gebrand om die dag de grens van 300 mijl per uur officieel te breken, dat hij toen hij hoorde dat hij tijdens de eerste run gemiddeld 297 mijl had gehaald, hij te snel keerde en in zijn eigen hekgolf terechtkwam, en niet het geduld opbracht om het water te laten kalmeren. Het effect op de aerodynamica van de K7 werd de boot gewoonweg te veel. Hij zonk na een joekel van een salto te hebben gemaakt. Er kwamen maar een paar delen bovendrijven, plus de helm van de schipper en zijn mascotte, een teddybeer genaamd Mr. Whoppit. Als we eroverheen staren, is het water volstrekt roerloos; het meer ligt er schitterend maar verlaten bij. Het is niet makkelijk om je voor te stellen dat deze serene rust ineens zou worden doorbroken door een furieuze Bluebird die ‘razendsnel’ de rust van Coniston zou doorbreken. Maar om toch een soort van happy end aan dit verhaal te breien, hebben we je nog iets te melden. Waar de boot en de schipper meer dan 30 jaar op de bodem van het meer lagen, kwam er in 2001 een controversiële operatie op gang om ze terug naar de oppervlakte te halen, en bestaat de kans dat de K7 wordt hersteld in z’n voormalige glorie, en zelfs weer zal gaan varen. Onze trip voert ons nu naar een plaats die 180 kilometer verderop ligt, waar Engelands noordwesten ineens het noordoosten wordt, en waar de boot wordt gerenoveerd. Een goed excuus om nog even in de F-type te rijden, ook. Opeens, nu pas, realiseren we ons pas dat we ongemerkt fan zijn geworden van dit moderne equivalent van de E-type. Hoewel ie niet zo energiek is als de V8, is ie toch ook nog altijd een rappe vriend, en ook een auto waarin je het raampje toch maar even een beetje openzet als je langs een muurtje of door een tunnel rijdt, zodat je z’n motor kunt horen brullen. Aan de buitenkant is ie pure klasse, maar de mechanische ingewanden zorgen ervoor dat de puber in je naar buiten komt. We begrijpen waarom Donald van Jaguars hield. En we kunnen niet wachten tot we de boot te zien krijgen waarvan hij nog veel meer hield.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear