Mijn eerste bezoek aan de filmset vond plaats toen de opnames al een paar weken bezig waren. Ik was nog nooit bij zoiets betrokken geweest, en had werkelijk geen idee wat me te wachten stond of wat er van de film terecht zou komen. Ik stond in de pitstraat en iedereen en z’n moeder was er ook. Toen zag ik Steve aan komen lopen, op z’n dooie akkertje, en hij schudde iedereen de hand. Hij was zo ontspannen, had totaal niet de air van een superster, en zo bleef dat tijdens de rest van de opnames.

Had McQueen de verkeerde baan uitgekozen?

Hij wilde helemaal geen acteur zijn – hij wilde een coureur zijn. Elk vrij ogenblik kwam hij bij ons ­zitten. Hij wilde alles weten, hoe futiel ook. Hij hield echt van de racesfeer. Racen was voor hem een manier van leven. Als je tweede kunt worden bij de 12 uur van Sebring, zelfs met als teammaat Peter Revson (McQueen racete daar met een Porsche 908 in 1970, en had destijds zijn linkervoet in het gips), dan kun je echt wel wat. Hij raakte niets, en dat is knap, want Sebring is echt een verrekt lastige race.

Jo Siffert en ik raakten soms een beetje verveeld, dus voerden we de snelheid op. We hadden de film Grand Prix gezien, en die vonden we eigenlijk een beetje nep. We zeiden tegen elkaar: we zorgen ervoor dat er geen slimme camera- of montagetechnieken nodig zijn om het snel te laten lijken, we zorgen ervoor dat het echt hard gaat. Daarbij: we reden in 917’s en 512’s, en dat doe je niet met 90 km/u. Steve reed veel in de 917, en ik herinner me nog dat we op de baan waren – hij, Jo en ik. Ik reed in de Ferrari, en we gingen als de brandweer. Shot na shot, van ­Arnage naar Maison Blanc.

De topsnelheid daar was tegen de 250 km/u, dus we reden misschien 230 km/u. Hoe dan ook: we komen bij de Ford-chicane, stoppen, en Steve springt uit de auto en schreeuwt tegen de regisseur: ‘Die verdomde idioten! Ze reden vol gas door die bocht!’ Ik keek ‘m aan en zei: ‘Je had ook gewoon je voet van het gas kunnen halen.’

Opeens stond er iemand op het circuit

We deden eindeloos veel verschillende camera-setups, maar ik herinner me ook nog goed dat we door Maison Blanc kwamen toen er een man midden op de baan stond met een handcamera. We hadden geen idee dat hij daar zou staan, en het scheelde maar weinig of we hadden ‘m geraakt. Nou ja, dus John Sturges pakt de radio om dat tegen Steve te zeggen, die daar een minuut of twee later op z’n motor aankwam. Toen hij hem had verteld wat er was gebeurd, om hem te waarschuwen, zei Steve, zo kalm als wat: ‘Oh, dat was ik.’

Ik vond dat Steve erg goed kon rijden. In feite was hij waarschijnlijk beter dan we ons allemaal realiseerden. Hij reed met een Porsche 917 op Le Mans, immers, zowat plankgas op het rechte stuk van Mulsanne. Ik herinner me niet dat hij de auto vooraf had getest, hij deed het gewoon. Ik vermoed dat hij de mythologie die inmiddels rondom hem is ­ontstaan behoorlijk hilarisch zou vinden. Hij deed nergens al te ingewikkeld over – hij was gewoon Steve en deed waar hij zin in had.

Le Mans: een echte aanrader

Wij zijn autosportmensen, en ondanks alle zwakheden waar de Le Mans onder gebukt gaat, is het wel een schitterend tijdsbeeld. Het is een ware klassieker geworden. Ik kijk nu naar een foto van Steve hier aan mijn muur, waarop hij staat met een Porsche 917 longtail. Ik kan alleen maar denken: wat een auto. Een waar kunstwerk. Je kon er 396 km/u mee rijden. Zonder turbo’s.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)