Hij werd genoemd naar een vliegtuig, niet naar een paard, en hij zag er oorspronkelijk heel anders uit dan hoe je ‘m vandaag de dag kent.

Het was 1962. De babyboomers hadden transport nodig. Wat was een betere manier om de edele Amerikaanse volksgeest te verheffen dan een nieuwe sportauto te noemen naar een vechtmachine – de P-51 Mustang – die de oorlog had gewonnen in de handen van hun vaders? De marketingmannetjes waren gek op het idee. Maar iets minder zeker over de auto. Zo begon een gevecht met de techneuten tot, uiteindelijk, de Mustang I-concept die je hier ziet, een heel andere auto werd.
 

1
Geen V8, hier. In plaats daarvan had de oorspronkelijke Mustang een 1,5-liter viercilinder (maar wel geschikt in de V-vorm), die maar 90 pk produceerde. Hij lag in het midden van de auto, wat in de jaren zestig tamelijk ongebruikelijk was, en werd omringd door een stalen buizenframe.

2
Afgekeken van de vederlichte Britse roadsters, kozen de techneuten ervoor om de carrosserie in aluminium uit te voeren – om het gewicht laag te houden. Ze rustten de auto uit met onafhankelijke ophanging en schijfremmen, dus hij werd echt ontworpen om goed te kunnen rijden (hoewel z’n kop en kont amper te onderscheiden waren).

3
Het project werd van een kleimodel tot een echt lopende auto in maar 60 dagen, dankzij een assemblageteam in Los Angeles. Dan Gurney reed voor het eerst in de auto voorafgaand aan de Amerikaanse GP in 1962, en zat helemaal niet zo ver uit de buurt van de F1-rondetijden.

4
Fords marketingbaas besloot uiteindelijk dat dit design ‘te vergezocht’ was en, nog belangrijker, te duur om te maken. Wat mensen echt wilden, was een goedkope musclecar, zei hij, en dus werd het concept gekneed naar de auto die we vandaag de dag nog steeds kennen. Met sindsdien meer dan acht miljoen verkochte Mustangs wereldwijd, had hij waarschijnlijk gelijk.

Reacties

Meer van TopGear