Hij was de grootste flater in de historie van de F1, en hij is de leukste mens op Twitter. TopGear drinkt een biertje met Taki Inoue in Monaco.

‘Mijn helm is helemaal kapot. Toen moest ik naar de dokter. Gebruikelijke procedure – ze willen eerst je piemel zien, je ballen aanraken.’ Hij neemt een grote slok bier.

‘Dat is waar hoor. Ik heb geleerd in het VK. Als de ballen bewegen, zijn de hersens in orde. Bij een grote crash, schaar, de overall uit, de ballen bekijken, even op de ballen slaan, en als de ballen bewegen, is de gast in orde. Als de ballen niet bewegen, is er een probleem met hersenbeschadiging, denk ik.’

Aan het woord is Taki Inoue, de Japanse, voormalige F1-coureur en de man die algemeen wordt beschouwd – zeker ook door zichzelf – als de slechtste coureur in de geschiedenis van de Grand Prix. Tijdens een gezellig bierdrinksessie aan het water in Monaco vertelt Taki aan TopGear, op zijn geheel eigen en niet te imiteren manier, exact wat hij zich herinnert van een van zijn meest bizarre F1-momenten, tijdens de Grand Prix in deze stadstaat, in 1995.

Inoue zat in zijn auto, en werd naar de pits gesleept achter een truck, na de eerste training, toen de safety-car de hoek om kwam sjezen. Die boorde zich dwars in de gesleepte raceauto waardoor de auto omsloeg, en waardoor Inoue’s helm zo zwaar werd beschadigd. Had Taki zijn vizier niet net weer dichtgedaan, dan was hij dood geweest. Nu bleef de schade beperkt tot een dokter die met zijn ballen speelde.

Dat ongeluk is interessanter dan alles wat Taki zelf op de baan wist te laten zien. In 1994 en 1995 reed Inoue in achttien races namens de niet al te beste teams van Simtek en Footwork Arrows, waarin hij tot een totaal van precies nul punten kwam. Gedurende zijn F1-carrière werd Taki’s naam een synoniem voor sloomheid: toen Johnny Herbert in 1995 voor het eerst een auto van Benetton testte en een tijd neerzette die meer dan twee seconden langzamer was dan die van zijn teammaat Michael Schumacher, zei hij dat hij zich voelde ‘als Taki Inoue of zo iemand’. Zelfs de ook niet al te vlotte rijder Ukyo Katayama beschreef Inoue als ‘rommel’.

Maar TopGear houdt van Taki Inoue. Niet alleen vanwege zijn heroïsch mislukte racecarrière, maar ook vanwege zijn opzienbarende, vaak niet voor tere zieltjes geschikte Twitter-account, die bewijst dat als je het menselijke afvoerputje en mikpunt van de F1-grappenmakerij bent, je die grappen maar het best zelf kunt maken. @takiinoue mixt vervaarlijke zelfspot in enorm slecht maar grappig Engels met de neiging om alles wat met F1 te maken heeft voor aap te zetten. In een wereld vol F1-rijders en commentatoren die nooit iets controversiëlers tweeten dan hun favoriete smaak roomijs uit angst om hun sponsors of Bernie E. tegen zich in het harnas te jagen, is Taki een verademing. Wel een enigszins alcoholische adem, toegegeven.


Heden woont Taki in Monaco (‘niet het rijke deel’), en spendeert zijn tijd aan het managen van jonge, Japanse F1-coureurs (‘ik ben een soort babysitter’), aan het runnen van een raceteam in Italië en aan het drinken van heel veel alcohol. Als persoon is Taki al net zo hartverwarmend grappig en aardig als hij op Twitter is, met een gezonde hoeveelheid zin in koud bier en brandende sigaretten. Hij dist met grote graagte opruiende verhalen op omtrent de financiën van de F1. ‘Omdat Pastor Maldonado elk jaar 35 miljoen [dollars, red.] aan sponsorgeld inbrengt, wordt het hele systeem verziekt. 35 miljoen! Fuck!’

Taki kan het weten. Hoewel hij ernstig tekortschoot achter het stuur van een raceauto was hij juist wel zeer bedreven in het overtuigen van Japanse sponsors om hun geld aan hem te geven. Velen beschouwen Inoue als de eerste van de zichzelf inkopende F1-coureurs – zij die een stoeltje hebben bemachtigd door het uitschrijven van een cheque, en niet door snelheid – maar dat ontkent hij. ‘Nee! Elke coureur koopt zichzelf op de een of andere manier in. Schumacher, Alonso. Ja, Alonso krijgt een salaris, maar hoe veel betaalt [de Spaanse sponsor, red.] Santander wel niet aan Ferrari? Wat ik deed, was hetzelfde. Het enige verschil is dat ik niet goed genoeg was om in de F1 rond te rijden.’

'Ik zeg: ‘Wat is dit?’ Zij zeggen: ‘Taki, dit is Formule 1.’ Ik zeg: ‘Heel leuk’'

Dat is zo: al zijn lachwekkende fouten op YouTube bewijzen dat zelden iemand zich zo belachelijk heeft gemaakt in de F1 als Inoue. Tijdens de Hongaarse GP, een paar maanden na het Monaco-debacle, vatte Taki’s motor vlam, middenin de race. Hij stopte aan de zijkant van de baan en trachtte de veiligheidsmensen te alarmeren zodat ze zijn auto konden blussen. Maar de Hongaarse marshalls begrepen niet hoe ernstig de situatie was zodat Inoue uit zijn auto sprong en zelf naar een brandblusser rende om zijn eigen brand te blussen. Toen hij terug rende naar zijn Footwork, zag Taki de safety-car over het hoofd, die door het gras op weg naar zijn auto was. Die reed hem pardoes ondersteboven waardoor Taki over de motorkap werd gegooid, maar onmiddellijk weer opsprong en, mét zijn brandblusser, weer naar zijn auto stapte.

‘Bonk! Iemand reed hard tegen me aan’, herinnert Inoue zich. ‘Maar ik kwam toch op mijn voeten terecht, heel goed, perfecte landing, ik denk dat ik een 9,99 kreeg voor de uitvoering.’

Een paar seconden later zakte Taki alsnog in elkaar. Het blijft een van de meest hilarische momenten die ooit in de F1 door een camera is vastgelegd, maar de slapstick was nog niet voorbij. ‘Ik dacht dat de helikopter me naar het ziekenhuis zou brengen, maar Charlie [Whiting, de F1-racedirecteur, red.] kwam naar me toe en zei: ‘Sorry, Taki, we kunnen de helikopter niet gebruiken, want dan leggen we de GP plat. Wacht maar tot de finish, nog een uurtje.’’

Dus verrekt Taki nog een vol uur van de pijn voordat hij per helikopter naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis wordt gevlogen. ‘Ik verwachtte dat ze al mijn botten zouden nakijken of ik niks had gebroken’, zegt Taki treurig. ‘Maar ze zeiden: ‘Taki, we willen je creditcard.’ Ik zeg: ‘Wat? Creditcard? Ik heb geen creditcard bij me!’ Ik heb mijn racepak nog aan! Maar zij willen dat ik eerst betaal, anders gaan ze me niet helpen. Ik zeg: ‘Kom op, ik heb vele pijn.’ Zo gaat er een halfuur voorbij, zware onderhandelingen. Ik betaalde niet. Twee jaar lang hebben ze me rekeningen nagestuurd, hier in Monaco.’


Met net zo weinig geluk als talent is het wellicht vreemd dat Taki het toen niet voor gezien hield in de F1. Maar, zegt hij, de F1 was zijn jongensdroom die zich in hem had vastgebeten en die niet wilde loslaten. ‘Toen ik vijftien jaar was, had ik nog nooit een F1-wagen gezien. Maar bij de snoepjes die ik kocht, zaten plaatjes van de coureurs. 1978, James Hunt. Ik zeg: ‘Wat is dit?’ Zij zeggen: ‘Taki, dit is Formule 1.’ Ik zeg: ‘Heel leuk, is er een Formule 1-coureur uit Japan?’ En zij zeggen: ‘Onmogelijk voor Japanners.’’

Taki doet niet aan begrippen als ‘onmogelijk’ (noch doet hij aan ‘remzone’ of ‘pas op!’) en zag het als een uitdaging. Zelfs na een paar jaar zonder succes te hebben geracet in de Japanse touringcar-klasse stonden Inoue’s F1-dromen nog scherp op zijn netvlies. ‘Ik vraag mijn vriend: ‘Hoe kan ik gaan racen in de Formule 1?’ Hij zegt: ‘Taki, je moet naar het VK gaan, Formule Ford, 1600, dat is je entree naar de Formule 1.’ Dus ik beslis oké, en ik ga naar het VK.’

Hij zuigt aan zijn sigaret, hij neemt een slok bier. ‘Dat is mijn eerste vliegtuig, mijn eerste trip buiten Japan. Ik weet niet eens hoe je in een vliegtuig moet stappen. Als ik het eten krijg, vraag ik hoe veel het kost; zij zeggen: ‘Nee, je hoeft niet te betalen.’’

Eenmaal in Londen begon zijn gebrek aan voorbereiding hem parten te spelen. ‘Als ik aankom op Heathrow, vraag ik aan de informatiebalie: ‘Ik wil racecoureur worden, waar moet ik heen?’ Het is waar hoor. Zij zeggen: ‘Je moet naar Newmarket – is een racebaan daar.’ Ik koop een ticket, ik ga met de bus.’

Zodat Inoue, op een donkere en nare middag in oktober Londen verlaat en naar Norfolk gaat. ‘De chauffeur zegt: ‘Newmarket’, dus ik stap uit. Dan vraag ik een man: ‘Is dit de racebaan?’ Hij zegt: ‘Ja, dit is een paardenrenbaan.’ Paardenracen! Niet met de auto. Erge ramp.’

Inoue blijft hangen in East Anglia, meldt zich bij Snettertons raceschool, komt in de Formule Ford te rijden en keert dan terug naar Japan om te racen in de F3. Hoewel hij nooit een podium van dichtbij ziet, vindt Inoue wel veel sponsors – naar verluidt om en nabij de 2,5 miljoen euro – waardoor hij zich de lagere regionen van de F1 binnen kletst, waar hij, hoewel hij niet bepaald het leven van zijn idool James Hunt krijgt – met drank en meiden, wel geniet van de luchtiger kant van de sport. ‘In die tijd ben ik altijd aan het drinken, drinken heel veel, en de volgende dag heel veel hoofdpijn’, lacht Taki, terwijl hij nog een sigaret opsteekt.

‘Geen probleem! De coureurs zijn nu saai, zoals de Olympische Spelen. Nul persoonlijkheid. Coureurs nu moeten net doen alsof ze professioneel zijn. Maar ik was heel erg bang. De auto is heel snel! Heel bang was ik, te snel.’

Wat waarschijnlijk ook niet hielp, was dat Taki’s raceteam hem niet liet trainen of proefrijden voor ze hem doodleuk op de F1-grid zetten. ‘In mijn eerste Formule 1-race in São Paulo, Braziliaanse GP, weet ik niet wat een pitstop is. Niemand heeft me iets gezegd’, grinnikt hij. ‘Maar tenminste de auto was niet moeilijk. Geen paddles, en als je eenmaal bent gewend aan de koolstof remmen, is ie heel makkelijk in het gebruik.’

Makkelijk? Met 900 pk, zonder enige elektronische hulp en een opzichtig tekort aan talent? Taki haalt zijn schouders op en drinkt zijn glas bier leeg. Dan grijnst hij breeduit. ‘Dat komt omdat ik heel langzaam rijd.’

Reacties