Dit is het echte werk. Twee race-Porsches uit twee verschillende tijdgewrichten. Beide met Martini-strepen. Mooie tijden.

Wat je hier ziet, zijn twee iconen uit de race-encyclopedie van de Porsche 911. Aan de ene kant de laatste GT3 Cup-auto, compleet met een tamelijk bekend klinkende 3,8-liter boxermotor en een versnellingsbak met flippers achter het stuur. Aan de andere kant zien we iets dat afkomstig is uit de verste uithoeken van de verbeelding van een ingenieur. Een auto met de naam Moby.

Laten we beginnen met de auto die het gemakkelijkst te begrijpen is – de Cup. Dit is wat de GT3 pretendeert te zijn wanneer je ermee naar een trackday gaat. De GT3 en de Cup zijn nauwer verwant dan je zou verwachten: identieke buitenafmetingen, in grote lijnen hetzelfde vermogen en dezelfde fundamenten waar het gaat om het onderstel. Oké, de Cup is voorzien van een ‘dog box’ met een enkelvoudige koppeling, maar daarmee heb je het grootste verschil meteen wel gehad.

Toch lijken beide auto’s totaal niet op elkaar. De raceversie van de GT3 heeft niets gemeen met z’n straat-tegenhanger, vooral niet als het gaat om het interieur. De cabine van de Cup lijkt met geweld kaal getrokken, we zien draden die zwarte dozen met elkaar verbinden en het digitale dashboard en de schakelapparatuur komen niet bekend voor. Het motorgeluid klinkt vertrouwd, maar is enorm versterkt en de gashendel lijkt een listige vermomming voor de trekker van een pistool. Er is ook een koppelingspedaal, maar dat hoef je alleen te gebruiken wanneer je wegrijdt. Eenmaal in beweging – en onder de voorwaarde dat je rap genoeg versnelt of hard genoeg remt – is een ferme ruk aan de peddel genoeg om de pffft-klak van de pneumatische bak zijn werk te laten doen. Het is geweldig, maar rijden op slicks en met zoveel camber, maakt ‘m met z’n zoekerige en lastig te controleren weggedrag tot een ongemanierde bruut in vergelijking met de straatvariant.

De andere auto op de foto’s is nog erger. En nog leuker. Erger? Ik bedoel technisch gebrekkig, want in mijn ogen kan Moby Dick, beter bekend als de Porsche 935/78, geen kwaad doen. Dit is de raceauto die mijn liefde voor de motorsport bezegelde toen ik op vijfjarige leeftijd met heen en weer schietende pupillen toekeek hoe de auto met 360 km/u over Mulsanne scheurde – dat lange rechte stukje van Le Mans. Er is er echt maar een van. Het ding is 35 jaar oud, maar blijft tot op de dag van vandaag de meest krachtige 911 van allemaal. Moby Dick is maniakaal angstaanjagend, zelfs op een plek met zoveel uitloopmogelijkheden als hier. Dat heeft trouwens weinig te maken met z’n waarde, die in de miljoenen loopt.


In tegenstelling tot de Cup-auto die, in grote lijnen, z’n leven begon als een straatauto en die er nog steeds overduidelijk van is afgeleid, zou je – als je Moby naast een originele 911 Turbo zou plaatsen – niet snappen dat ze afkomstig zijn van dezelfde planeet. Porsche benutte in alle opzichten de ruimte. De vloer werd verhoogd, de body zelf werd 7,5 centimeter verlaagd, zelfs de versnellingsbak werd ondersteboven gemonteerd, en vervolgens werd op dit geheel een cartooneske carrosserie gemonteerd over het originele plaatwerk.

De standaard 3,0-liter motor werd compleet opnieuw aangepakt (door Hans Mezger natuurlijk) en voorzien van watergekoelde cilinderkoppen en allerlei trucjes, waaronder een extra KKK-turbo. Toen Mezger klaar was, had Moby een vermogen van 845 pk, tegen 260 pk voor de standaard Turbo van toen. En een vierversnellingsbak waar de eerste versnelling goed is voor 160 km/u. En een full-lock sperdifferentieel. En een turbogat dat zo groot is als het IJsselmeer.

Het is geen gemakkelijke auto om te rijden. Het is een levend, ademend monster. Je rijdt langzaam in de eerste versnelling weg en er gebeurt niets. Dan hoor je een zacht fluitje, net alsof er in de verte een stoomtrein nadert. Het klinkt stabiel, maar wel steeds iets indringender, als een langzaam druk ontwikkelende fluitketel. Zodra de turbo z’n blaaswerk start, begint de auto sneller te accelereren, dan is ie op volle druk en vervolgens schiet je naar een volgende dimensie. Een Star Trek-ervaring. Het is adembenemend. Het is buitenaards, moeilijk te verwerken in je hoofd – het merendeel van de kracht van een Veyron, maar dan in een auto die half zo zwaar is. Het turbogat vormt dus een probleem.

En er is onderstuur. Dankzij een vergrendeld differentieel houdt Moby niet echt van bochten en moet dus met veel spierkracht en op hoge snelheid een bocht in worden gegooid. Liefst al remmend om wat gewicht op de neus te krijgen. Omdat je niet weer met een turbogat te maken wilt hebben bij het uitkomen van een bocht, moet je ook de motor nog op toeren zien te houden in de bocht – en dan moet je je nog schrap zetten voor het moment dat de turbo’s weer op gewelddadige wijze hun opgebouwde kracht loslaten.

Dit is een geweldige auto, zo mechanisch in z’n werking dat je iedere afzonderlijke handeling van het verbrandingsproces lijkt mee te krijgen, en ook zeer gebrekkig.

Het enige wat Moby gemeen heeft met de nieuwere Cup-auto is de lay-out van de motor en een aantal bijzonder heerlijke Martini-strepen. Maar Moby Dick toont eerst en vooral aan hoe de 911 is geëvolueerd, hoe de auto handelbaar is geworden, hoe Porsche ondanks een gemankeerd concept er toch in is geslaagd om de 911 uit te werken tot een welhaast perfecte rijmachine.


Porsche 911 (991) GT3 Cup



Motor: 3.800 cc, zescilinder boxermotor, 460 pk @ 8.500 tpm, koppel n.b.

Aandrijving: achterwielen, sequentiële zesbak

Gewicht: 1.160 kilo

Prestaties: 0-100 km/u in 3,5 s, top 320 km/u, 391 pk/ton

 



Porsche 935/78, 'Moby Dick'



Motor: 3.211 cc, biturbo zescilinder boxermotor, 850 pk @ 8.200 tpm, 785 Nm @ 6.600 tpm

Aandrijving: achterwielen, handgeschakelde vierbak

Gewicht: 1.025 kg

Prestaties: 0-100 km/u in 2,9 s, top 365 km/u, 824 pk/ton

Reacties