In december 2010 brak een Brits team het record heen-en-weer over Antarctica. Ze legden 3.200 kilometer af in dertien dagen en verpulverden daarmee het staande record. Dit was hun geheime wapen: een biobrandstof-, propeller-aangedreven ijsbuggy. Expeditieleider Andrew Moon vertelt.
 
‘Zoiets als ons ijsvoertuig is nog nooit gebouwd. Toen we onze expeditie voorbereidden, suggereerde iemand de kleine, door een vlieger aangedreven ijsbuggy te gebruiken die voor een eerdere trip was ontwikkeld. Maar die was te klein en te licht voor ons.
 
We wisten dat onze buggy groter en sterker zou moeten zijn, met ski’s die zogezegd uit de voeten moesten kunnen op een grove, ruwe ondergrond.
 
We gingen naar Lotus, en vertelden daar wat we dachten nodig te hebben. Toen kwamen ze bij ons terug met dit ontwerp. En zelfs met het verschrikkelijke weer dat we hadden – we zaten middenin een van de ergste stormen die Antarctica in vijftien jaar had getroffen, op het Ross-ijsplateau – bleef ons ijsvoertuig het geweldig doen. Het was echt opwindend om te zien hoe perfect hij zich hield. De ski’s waren groot genoeg om over de hobbels en kuilen te gaan, en de ophanging werkte perfect.
 
Het eerste ontwerp had een BMW-motor, maar we berekenden vooraf al dat die motor op hoogte niet genoeg vermogen zou ontwikkelen – we bereikten hoogtes van bijna 3.000 meter. Dus installeerden we een Rotax-vliegtuigmotor die op biobrandstof loopt. We wilden daarmee iets bewijzen: als je een Pool kunt oversteken op biobrandstof, dan is het overal op aarde te gebruiken.
 
We deden koud-weertests in Zweden, maar dat was natuurlijk geen garantie voor de Zuidpool: het weer daar is zo extreem, dat het nauwelijks na te bootsen is en in elk geval bestaat het nergens anders op aarde. We hadden geen idee hoe veel of hoe weinig brandstof het voertuig zou gebruiken – volgens een enkele manier van rekenen, zouden we nooit heen en weer kunnen komen. Maar dat lukte dus wel.
 
Elke Antarctische start is een koude start. We hadden geen idee hoe veel dekens en zeilen we nodig hadden om de motor warm te houden. Iedereen wilde ons ijsvoertuig besturen. We hadden ook twee zeswiels trucks, maar in de buggy was het warmer: daar droeg je een extra laag kleding en een integraalhelm. En het is leuk en makkelijk om ‘m te besturen. Je draagt een vijfpunts veiligheidsharnas, en hij stuurt zo’n beetje als een powerboot: je doet het gas met je ene hand en het roer met je andere.
 
We verbeterden de besturing na de eerste tests – van heel zwaar en lomp gingen we naar heel prettig en licht. We zouden nu, met voortschrijdend inzicht, een veel betere, tweede versie van de buggy kunnen bouwen: een tweezitter met grotere brandstoftanks. Die zou heel dienstbaar kunnen zijn in koude streken voor reddingsoperaties, voor wetenschappelijke expedities en als ondersteunend materieel bij verkenningstochten. Maar in de economie van deze tijden, tenzij een leger erin is geïnteresseerd, zou ik niet weten wie er eentje zou willen kopen.
 
Het was ons niet begonnen om het record te breken op de Antarctische oversteek. We wisten dat als we zonder al te grote brokken heen en weer zouden komen, we records zouden breken, maar daar waren we niet op uit. We kampeerden en we stopten om onderzoek te doen voor het Imperial College. Het was een avontuur, maar ook een wetenschappelijke missie.
 

Groot-Brittannië heeft een trotse geschiedenis als het gaat om Antarctisch onderzoek. En als natie hebben we een reputatie als het gaat om avontuur. Dit was in de geschiedenis pas het derde voertuig dat Antarctica is overgestoken, en het eerste dat op eigen kracht ook de terugweg heeft afgelegd. Er zijn nog maar heel weinig plekken op de wereld die onontdekt zijn. Dat we hebben laten zien dat er grenzen te verleggen zijn op Antarctica, voelt goed.’

Reacties