De dood of de gladiolen? Wij kozen de gladiolen. Maar niet voordat we een rondje hadden gereden in ‘Grave Digger’, de grootste monstertruck ter wereld.
 
De dag breekt aan in Las Vegas. Vanuit het raam van mijn hotelkamer in het MGM Grand-hotel zie ik in de verte nog net de contouren van de bergen. Straks begint de Mojave-woestijn weer te sissen van de hitte. Niet dat je daar wat van merkt in de hotels alias casino’s, waar de lucht altijd aangenaam zuurstofrijk is en waar nooit een straaltje zon binnenkomt. Om zes uur ’s ochtends zitten de gepensioneerde oude omaatjes al achter de gokmachines. Ze hebben hun kapsel gepoogd te modelleren naar het voorbeeld van de Hollywood-sterren uit de jaren veertig, maar ze vertonen meer gelijkenis met warrige suikerspinnen. Met een Lucky Strike in de hand drukken ze onophoudelijk op de knoppen. Om zes uur ‘s ochtends, dus.

Zo zien ze het graag in Las Vegas. Gematigdheid is hier een scheldwoord. Het relatief nieuwe casino van het Wynn Hotel moet bijvoorbeeld tien miljoen dollar per dag omzetten om geen verlies te draaien. Iemand die zijn eigen grenzen kent, is hier simpelweg niet welkom. In deze stad is het motto: de dood of de gladiolen.

Yes sir. Alles of niets. Dat is de instelling die de mensen er hier op na houden, ook in het Sam Boyd-stadion aan de westkant van de stad. Over 24 uur vindt in dit stadion de Monster Jam World Final plaats, het grootste evenement van het jaar voor de fans van deze ‘sport’. Het is de finale van een hectisch seizoen dat drie maanden duurt. Normaal gesproken biedt dit stadion onderdak aan American Football-wedstrijden, nu ligt er een laag van 5.000 vierkante meter zand in, her en der gevormd tot duizeligmakende hellingen. De felgeel, -groen en -paars gespoten karkassen van oude Chevy’s en Fords maken deel uit van het decor van de arena. Vorkheftrucks positioneren een schoolbus en een cementvrachtwagen.

Dit schouwspel wordt bekeken door een man wiens hele verschijning ‘de dood of de gladiolen’ ademt. Hij is ongeveer 1,90 meter lang en draagt een pilotenbril met glazen ter grootte van frisbees. Zijn naam is Chad Fortune, een van de 24 monstertruck-bestuurders die mag meedoen aan deze show in Las Vegas. Hij kijkt met enige zorg naar de grote zandbak waar de shovels hun werk doen.

‘Het is belachelijk groot. Ik bedoel, dit zijn hellingen van bijna vier meter hoog, dus we zullen zo’n tien meter de lucht in vliegen en 45 tot 60 meter ver springen. Dit alles in een truck die rond de vijf ton weegt, met 1.700 Newtonmeter trekkracht en 1.500 pk vermogen.’ Ik zie mijn eigen fronsende wenkbrauw in zijn glimmende zonnebril. Hij schudt zijn hoofd. ‘Toen ik hier binnenliep en de hellingen voor het eerst zag, dacht ik, “What the f**k!” Het lijkt wel alsof het ze niets kan schelen, alsof ze willen dat we enorm crashen. Maar wat boeit het, dit evenement is het grootste van het jaar, een soort World Series. Je moet het gewoon doen voor de fans.’

Andere coureurs die vandaag het terrein komen verkennen, delen de bedenkingen van Chad. Cam McQueen, de rijder van de Nitro Circus-truck, vertelt: ‘Ik vloog vandaag samen met een paar anderen in een helikopter boven het stadion en zelfs van bovenaf zag het er bizar groot uit!’ George Balhan, de bestuurder van de Escalade en bekend om zijn zwarte hanenkam, voegt toe: ‘Zo extreem heb ik het nog nooit gezien. Ik heb aan motorcross gedaan, maar zelfs daar heb ik het zo gek niet meegemaakt.’ Net als de rest van de deelnemers haalt hij, na de uiting van zijn verbazing, zijn schouders op en glimlacht alsof hij wil zeggen: kom maar op.

Je zou ook niet anders verwachten van mannen met afgekorte, stoere namen als Randy, Ed, Joe, Rod, Cam, Chad en Trey. Dit zijn de jongens die over de snelwegen razen en niet praten over reizen, maar over een stukje rijden. Het zijn gasten die zijn opgegroeid in de uitgestrekte open vlaktes van North Carolina, Virginia, Iowa en Ohio: boerenland. Aangezien daar weinig te beleven was, vermaakten ze zich met het aanpassen van hun pick-ups – grotere motoren, grotere wielen – en het rondcrossen in de modder. Zo is het hele monstertruck-rijden ontstaan in het midden van de jaren zeventig.

‘In de plaats waar ik vandaan kom, draait alles in het leven van een man om moertjes en boutjes. Misschien kunnen we niet e-mailen, maar zet ons in een truck en we weten waar we mee bezig zijn.’ Hier spreekt een legende, Dennis Anderson. Een man die voor monstertrucks hetzelfde betekent als Junior Johnson voor Nascar. En als de naam Anderson je niet bekend in de oren klinkt, dan ken je vast wel zijn ‘Grave Digger’, de beroemdste truck in het wereldje.

“Als Meents een wiel verliest, gaat hij gewoon door. En het stomme is dat hij je misschien ook nog verslaat op drie wielen”

Dennis heeft een lange weg afgelegd om zo ver te komen. In de vroege jaren tachtig besteedde hij elk vrij uur aan zijn truck, een aftandse Ford pick-up uit 1951. Die betekende alles voor hem. ‘Ik heb er eerst 38 inch wielen onder gezet, en toen dacht ik: wow, dat ziet er geweldig uit. Daarna werd het nog veel gekker. Ik was verslaafd aan dat ding.’ Hij begon mee te doen aan lokale modderraces. De andere jongens hadden rijke ouders en reden in splinternieuwe Ford F250’s. Ze lachten Dennis en zijn truck uit. ‘Ik was de armste jongen, maar had de sterkste truck. Ik zei tegen ze: “Met dit stuk schroot zal ik jullie graf graven”, en dat deed ik ook. In die tijd kwamen er al zo’n 500 mensen naar onze wedstrijden kijken.’

Hij heeft een goeie kop, die Dennis Anderson. Een beetje rossige huid, Pruisisch blauwe ogen, een glimmende Zapata-snor en lichtgevende tanden. 28 jaar rijdt hij al trucks, altijd de uitersten opzoekend. In die jaren heeft hij een flinke reputatie opgebouwd. Als hij op dreef komt tijdens een interview, lijkt het alsof je luistert naar een kruising tussen Mohammed Ali en een evangelische priester. De zinnen rollen ritmisch uit zijn mond.

‘Soms sta ik stil bij het feit dat de eerste Grave Digger-truck mij ongeveer 25.000 dollar (zo’n 20.000 euro, red.) heeft gekost. Dan denk ik na over de hele monstertruck-scene op dit moment en realiseer ik me dat je nu 250.000 dollar moet investeren om enigszins mee te tellen. Maar ik voel nog steeds dezelfde tinteling in mijn onderbuik en rijd net zo wild als toen ik begon. De fans zien me graag als een idioot rijden. En de fans betekenen alles voor me. Zij zijn degenen die voor ieder schroefje en moertje op deze truck betaald hebben, en voor iedere steen in mijn huis. Dat is ook wat ik ze altijd vertel en waar ik ze voor bedank. Eigenlijk ben ik een echte Amerikaanse jongen die de Amerikaanse droom waarmaakt.’

Ondanks al dit succes heeft Dennis één probleem en de Nederlands klinkende naam daarvan luidt Tom Meents. Met zijn ‘Maximum Destruction’ is hij de winnaar der winnaars. Hij heeft acht Monster Jam-titels op zijn naam staan. Hij is de enige die ooit de ‘Double Down’ heeft gewonnen; zowel het raceonderdeel als het freestyle onderdeel in hetzelfde jaar. Dennis heeft misschien meer charisma en aantrekkingskracht op de fans, maar met drie titels op zijn naam loopt hij nogal achter op Tom.

Morgen nemen ze het weer tegen elkaar op. ‘Als hij een wedstrijd rijdt, gaat hij echt tot het uiterste. Hij speelt een gevaarlijk spelletje met zijn truck. Hij is echt gek’, aldus Dennis. ‘Als hij een wiel verliest, gaat hij gewoon door. En het stomme is dat hij je misschien ook nog verslaat op drie wielen.’

Als ik bij Tom Meents informeer naar Dennis glimlacht hij en antwoordt op een lijmerige manier: ‘Allereerst wil ik hem van mij af schudden, ten tweede wil ik dat hij verliest, zo zit het ongeveer. Maar niemand weet wat er morgen gaat gebeuren. Dit is de meest extreme wedstrijd van het jaar, dit zie je nergens. En als er Maximum Destruction op de zijkant van je truck staat, kun je maar op één manier rijden.’

Na een nacht vol glimmende neonlichten in Las Vegas, waarin de gokkers hun portemonnees hebben geleegd en vervolgens zijn afgedropen van de Blackjack-tafels, breekt een nieuwe dag aan. De schaduwen van de yuca-bomen in de Mojave-woestijn worden steeds kleiner, de oude dames nemen hun posities in aan de gokkasten. Voor hen is het een dag als alle andere. Dat geldt niet voor de mensen in het Sam Boyd-stadion, die ontwaakt zijn in hun campers. Dit is niet zomaar een dag, dit is dé dag.

De toeschouwers stromen vroeg toe. Het evenement begint pas om zeven uur ’s avonds, maar om drie uur zijn ze al present voor de ‘Pit Party’, een kans om de trucks van dichtbij te bekijken en de rijders om een handtekening te vragen. Het monstertruck-publiek bestaat uit een zeer gevarieerde mensenmix. Sommigen lijken rechtstreeks af te stammen van de familie Manson, met hun geitachtige baarden, tatoeages en wenkbrauwpiercings. Dan heb je nog de standaard families: zoete appeltaartmoeders, innemende vaders met ruggen zo breed als een gorilla, met twee kinderen stuiterend van de cola en zeurend om merchandise.

Tegen zevenen gaan de showlichten aan en neemt iedereen zijn plaats in op de tribune. Dan volgt een soort openingsceremonie. Een gigantische Amerikaanse vlag wordt de arena binnengedragen en een korrelige stem klinkt uit de speakers: ‘Dames en heren. We moeten erbij stilstaan dat we zonder onze soldaten en hun offers hier vandaag niet zouden zijn. Zonder hen konden we niet doen wat we willen.’

Op het grote scherm verschijnt een montage van Amerikaanse troepen in actie, ondersteund door het lied Proud to be an American. ‘I’m proud to be an American where at least I know I’m free, and I won’t forget the men who died who gave that right to me.’ Ze leggen het er nogal dik op, inclusief het ophemelen van de NRA (National Rifle Association). ‘And I’d gladly stand up next to you and defend her still today, coz’ there ain’t no doubt I love this land, God Bless the USA.’

‘Je kunt een race simpelweg niet ensceneren. “Deze dingen stuiteren altijd anders”‘

Hierna marcheren er ongeveer 40 kinderen naar binnen om de ‘Oath of Entitlement’ af te leggen, zodat ze zich bij het leger kunnen aansluiten. Ze zweren bij de almachtige God zich in te zetten voor het leger. Daarna horen we het volkslied in trillende Whitney Houston-stijl. Op het einde, na allerlei gejuich, tranen en verontrustende oerkreten, volgt er vuurwerk en vliegen er een aantal Amerikaanse straaljagers over. Terwijl ik naar de strakke vliegkunsten kijk kunnen mijn uitgeputte, geïndoctrineerde hersenen alleen nog maar denken: ‘America, F**k, yeah!’

De jeugdige soldaten marcheren weg en de menigte kan even afkoelen, om vervolgens weer opgewonden te raken van het binnenrijden van de monstertrucks, in een indrukwekkende optocht. Het geluid van één truck is al moeilijk te omschrijven, maar als ze alle 24 de arena in denderen voor een rondje, met al hun 36.000 pk’s, is die herrie onmogelijk te verwoorden. In mijn aantekeningen heb ik staan: ‘Schreeuwende roedel mythische jakhalzen… alsof je tussen de donder en bliksem door de hemel wordt geschoten… de pitbulls van Sauron… immense donder van Armageddon…’ Geen van de omschrijvingen komt in de buurt van de werkelijkheid.

De Monster Truck Jam World Final bestaat uit twee onderdelen: freestyle en race. Alle 24 deelnemers doen aan beide onderdelen mee. Het racen lijkt een beetje op dragracen, alleen na 250 meter rechtuit rijden, moeten ze een U-bocht maken, een helling oprijden en vliegend de finish passeren. Elke rit duurt maar een seconde of vijftien. Bij het freestylen komen ze, zonder enige oefening vooraf, obstakels tegen. ‘Dat is het rare van deze sport,’ vertelt Cam McQueen, ‘niemand krijgt de kans om van te voren de sprongen te oefenen.’

Ze starten met het racegedeelte. Naarmate zijn rit vordert komt de genialiteit van Dennis Anderson naar boven. De bocht neemt hij perfect en dat is het punt waar je een race wint of verliest. Hij stuurt precies genoeg met de achterwielen en drift de bocht door, krijgt de truck weer recht en geeft gas. Zijn tocht op weg naar wraak kan hij voortzetten, ondanks een paar bijna-missers.

In de halve finale wint Grave Digger met groot gemak van Toro Loco en Tom Meents verslaat met Maximum Destruction concurrent Blue Thunder. De fans krijgen een droomfinale. Nu vraag je je waarschijnlijk af of dit wel helemaal eerlijk is verlopen. Het is duidelijk dat deze sport wat betreft uiterlijk vertoon veel gemeen heeft met dat maffe show-worstelen. De rijders walgen van de suggestie dat de uitslagen van te voren al vast staan. Bij het freestylen is er een jury en die zou natuurlijk bepaalde favorieten kunnen hebben. Maar bij de jurering zijn het vooral de reacties uit het publiek die een rol spelen. En je kunt een race simpelweg niet ensceneren, er zijn te veel omstandigheden die van invloed zijn. ‘Als je een sprong maakt en je hangt in de lucht, dan kun je helemaal niets doen. Je weet gewoon niet hoe je gaat landen’, zegt Henry Cross, de teamdirecteur van Grave Digger. Of zoals Cam McQueen het zegt: ‘Deze dingen stuiteren altijd anders.’

Terug naar Anderson versus Meents. In vijftien seconden kun je hier een held worden. We Will Rock You van Queen schalt uit de stadionspeakers. De trucks komen met een snelheid van meer dan 150 kilometer per uur het stadion binnen. Ze spurten richting het rempunt, gaan daar in de remmen voor de U-bocht. Anderson houdt de bocht zeer goed en komt als eerste bij de jump. Voet op het gas en de lucht in naar de finish. Hij viert zijn zege met een paar monsterlijke donuts, klimt uit de cabine en grijpt de microfoon van de omroeper om tegen het publiek te schreeuwen: ‘Jullie zijn geweldig!’

Tijd voor de Freestyle-competitie. Dit is waar de meeste toeschouwers voor zijn gekomen. Het is voor de coureurs het zwaarste onderdeel. Een paar minuten freestyle wordt vergeleken met ‘van de trap vallen’, ‘van het dak van een huis springen’, ‘in de achtbaan zitten’, ‘zeven keer in twee minuten een auto aan gort rijden’ en ‘je ingewanden in een mixer stoppen’.

De coureurs worden zo strak in de gordels gezet dat ze vrijwel geen adem meer kunnen halen, maar toch zie je ze af en toe met hun hoofd bijna tegen het stuur klappen. De fans willen niet alleen crashes zien, ook het op het laatste nippertje herstellen van een fout. Ze willen het hart in de keel voelen kloppen als een voertuig bijna op z’n kant ligt maar dankzij een dot gas toch weer op alle vier de wielen terecht komt.

De eerste paar rijders falen dramatisch. Wielen vliegen in het rond, een truck komt op z’n dak terecht en ligt erbij als een grote verlamde kever. Een andere stort in bij het landen na de jump. Misschien is dit wel te extreem. En wat horen we nu? Boegeroep uit het publiek? Dat is zorgwekkend. Stel je voor: 40.000 woedende truckfans die hun frustraties gaan botvieren in Las Vegas. Er zou niets van de stad overblijven behalve de verkoolde restanten van tienduizenden gokkasten.

George Balhan redt de dag door een prachtige rit te rijden met zijn Mohican. Als hij hoog de lucht in vliegt, flitsen er duizenden camera’s. Hij eindigt het onderdeel met een donut die eeuwig lijkt te duren. Dennis Anderson en Tom Meents gaan er allebei voor, maar de sprongen blijken te veel van het goede voor de trucks, die met minder wielen eindigen dan ze begonnen.

Dan is de beurt aan Charlie Pauken met Monster Mutt. Pauken is een man die wordt geroemd om zijn rijkunsten, maar nog nooit een titel won. Hij is in vorm, springt hoog, maakt een paar wheelies en toont zijn klasse: een optreden dat hem de titel oplevert. Hij baant zich een weg naar de microfoon en stamelt buiten adem: ‘Dit is het mooiste moment van mijn leven’, dan pompt hij zijn longen vol lucht en schreeuwt: ‘Jullie zijn super!’

Als alle lichten gedoofd zijn, komen de organisatoren met de schatting dat er vandaag ongeveer een half miljoen dollar schade is aan de trucks. De rijders strompelen terug naar hun campers om de masseur te bellen en welverdiende biertjes te drinken. Als de drank hun spierpijn en blauwe plekken heeft doen vergeten, kunnen ze rustig terugdenken aan een geslaagde dag. Ze waren gevraagd om alles te geven en dat hebben ze gedaan. Ze kwamen naar Las Vegas en hebben alles gekozen – behalve de gladiolen.

 

 

Grave Digger temmen
 
 
Hoe het is om in een vijf ton wegende, 1.500 pk sterke monstertruck te rijden die 300.000 dollar kost.
Aangezien Grave Digger ongeveer vier meter hoog is, is de eerste uitdaging: hoe kom ik erin? Gelukkig zitten er genoeg (extreem sterke) aluminium buizen op de truck om omhoog te klauteren richting cockpit. Je zult hier maar één stoel aantreffen: in het midden van de cabine. De toerenteller bevindt zich recht achter het stuur, met de andere tellers rechts ernaast. Daar weer rechts van zit een hendeltje dat uit een B52-bommenwerper lijkt te komen. Dat is om de achterwielen mee te laten sturen.
 
De rode, cilindrische staanders die naar de wielen lopen zijn stikstof schokbrekers, ontworpen om de truck 65 centimeter bewegingsruimte te geven aan de voorzijde en 75 aan de achterkant. Die grote getallen zijn noodzakelijk om de vijf ton die de truck weegt een beetje comfortabel te laten landen als de banden herenigd worden met de aarde na een duik van negen meter.
 
De motor – een 8.850 cc Merlin, ter waarde van 30.000 dollar – wordt ook vaak gebruikt door dragracers, net als de supercharger. De motor loopt op methanol-alcohol en kan getuned worden tot een vermogen tussen de 375 en 1.900 pk, afhankelijk van hoe hij gechipt wordt.
 
Dan zijn er nog de banden van 1,60 meter hoog. Meestal zijn dit tractorbanden, hoewel er sinds kort ook custom-made exemplaren uit China komen. Als de banden rechtstreeks van de boerderij afkomstig zijn, moet het grove profiel dat bedoeld is om door de modder te ploegen eraf worden geschaafd. Het rubber wordt uitgehold door honderden groefjes te maken. Per band levert dat 30 kilo gewichtsvermindering op.
 
Ik zit in een relatief normale rijpositie, met voor de zekerheid een brandwerend pak aan, ingesnoerd in een vijfpuntsgordel. Na het openen van de brandstoftoevoer start ik de motor. Het beest ontwaakt; er klinkt een onheilspellend gedonder. Er wordt een duim naar me opgestoken en mijn bibberende rechtervoet begint langzaam druk uit te oefenen op het gigantische gaspedaal. De truck komt in beweging op een verrassend beschaafde wijze; niet schokkerig als een kangaroe. Bij het monstertruckracen worden alleen de eerste twee versnellingen gebruikt: de eerste om op gang te komen en de rest wordt in z’n twee gereden. Overigens zit de een links onderin (het is een dogleg-versnellingsbak). Ik neem de eerste heuvel, eigenlijk meer een verkeersdrempel, met een snelheid van een kilometer of tien. Nu komt de volgende uitdaging, namelijk het sturen met de achterwielen. Henry Cross, de teamdirecteur, zegt: ‘Als je die schakelaar omzet, voelt het alsof je iets verkeerd doet. Dat gevoel moet je negeren. Niet te veel nadenken, gewoon je instinct volgen.’
 
Omdat ik maar vijftien kilometer per uur rijd, kan ik wel even experimenteren zonder bang te hoeven zijn de 300.000 dollar kostende truck in de prak te rijden. Henry heeft helemaal gelijk, na een paar bochten denk je niet meer na en voel je aan wat de truck doet. Het voelt alsof je de auto in slowmotion laat driften, iedere keer als je de achterwielen laat meesturen.
 
Na tien minuten rijden word ik haast overmoedig. De truck wordt voor mij opnieuw geprogrammeerd, zodat ik meer vermogen tot mijn beschikking heb en ik word aangemoedigd dat te gebruiken. Ik ervaar een gelukkig moment als ik mijn voet flink op het gaspedaal duw en richting de jump rijd. De motor gromt van plezier. Na de helling voel ik de schokbrekers los van de grond komen. Het duurt maar een paar milliseconden en dan voel ik een subtiele bonk als de truck de aarde weer raakt. Ik zie glimlachende gezichten, Henry steekt zijn duimen op. Eventjes vloog ik in de lucht. Niet meer dan 30 centimeter, maar toch. Ik vloog.

Reacties