De 21-jarige Marc Márquez is pas twee jaar actief in de koningsklasse van de motorsport, en houdt stevig huis in de recordboeken. TopGear spreekt met de MotoGP-superster.

Als Marc Márquez interesse zou hebben getoond in de Griekse filosofie, dan had dat ons leven verdomd veel eenvoudiger kunnen maken. We hadden, bijvoorbeeld, Aristoteles’ stelling ‘we zijn dat, wat we bij herhaling doen’, kunnen toepassen op de erelijst van het wonderkind, en het daarbij kunnen laten.

Wat Márquez namelijk bij herhaling doet, is de recordboeken aan flarden rijden en de MotoGP aan zich onderwerpen. Wat hij is: een talent waarvan iedere generatie er maar één voortbrengt. Zijn bovennatuurlijke talent is vergeleken met Ayrton Senna’s vermogen om de gevestigde orde uit te dagen en verrekt snel te zijn. Een lijst met zijn records opstellen – in zijn tweede jaar MotoGP – zou ongeveer deze hele website in beslag nemen, maar een paar voorbeelden geven een indruk dat hij van de buitencategorie is. Hij is de jongste coureur die wereldkampioen is geworden, en hij is de eerste nieuweling in 35 jaar die dat voor elkaar heeft gekregen. Hij is de jongste rijder die twee keer achter elkaar wereldkampioen is geworden. Alleen dit jaar al won hij tien keer op rij, een evenaring van het record. Gerekend in percentages scoorde hij meer overwinningen, pole-posities en podiumplaatsen dan de legendarische Valentino Rossi.

De naam Rossi tovert een glimlach op het gezicht van de jongeling. ‘Valentino is mijn held’, zegt hij met dat aanstekelijke enthousiasme van een tienerjongen die net de meisjes heeft ontdekt. ‘Dani Pedrosa (de ploeggenoot van Márquez, red.) is mijn referentiepunt, maar Rossi is mijn held.’

‘Ik herinner me nog dat ik de eerste keer met Valentino op de baan was’, zegt hij. ‘Ik zat tijdens een training achter hem en ik vergat het gas open draaien omdat ik alleen maar naar hem aan het kijken was. Ik vergat gewoon te accelereren. Dat was echt een heel bijzondere ervaring, die ik niet snel vergeet.’ Even zwijgt hij. ‘Het was raar toen ik hem in mijn eerste jaar versloeg.’

De teammanager van Repsol-Honda, Livio Suppo – een gelouterde veteraan uit de MotoGP-wereld – weet dat hij een buitengewoon talent onder zijn hoede heeft. ‘Als Italiaan praat ik niet graag over de toekomst omdat ik bijgelovig ben en dit een gevaarlijke sport is’, zegt hij. ‘Maar het maakt niet uit wat Marcs toekomst gaat brengen, hij heeft in deze sport al ongelooflijke dingen laten zien.’

Suppo’s bijgeloof is niet helemaal onbegrijpelijk. Ook Marc heeft, jong als hij is, de schaduwzijde van de sport al leren kennen. In 2011 werd de wereld van de MotoGP geschokt door de dood van Marco Simoncelli tijdens de Grand Prix van Maleisië. Márquez was in die tijd actief in de Moto2, viel zelf tijdens een training en kon de GP niet rijden.


‘Je wilt er liever niet over praten,’ zegt Marc over het ongeluk van Simoncelli, ‘maar als je op de motor zit, realiseer je je niet wat voor risico’s je neemt. Als er zoiets gebeurt, ben je geschokt, want het was een collega.’

Is de angst voor het gevaar van het motorracen hem nooit te veel? ‘Nee’, zegt Márquez onbewogen. ‘Ik ben nooit bang. Ik geniet van de adrenaline, en als je geniet en gelukkig bent, dan is het goed. Maar ik denk nooit aan ophouden met racen. Misschien zal ik dertig of vijfendertig zijn als ik stop, maar nu op mijn eenentwintigste? Ik denk nooit over dat soort dingen.’

Even kijkt hij stil voor zich uit. ‘Soms heb je ontzag, vooral aan het einde van een rechte lijn als de motor onrustig is en de baan winderig en hobbelig. Zoals vorig jaar op Mugello, toen ik hard viel. Dat weekeinde was ik iedere keer bang wanneer ik dat punt passeerde.’ Hij lacht, maar als je op YouTube de beelden van die val ziet, weet je dat het bepaald niet om te lachen was.

'Mijn stijl is meer bij de grond, agressiever. Ik weet niet hoe dat komt, misschien door het vertrouwen dat je hebt'

Op een recht stuk verloor Márquez de controle over zijn Honda. Hij probeerde ‘m weer in het rechte spoor te krijgen, maar op een gegeven moment moest hij er vanaf springen toen hij met een snelheid van zo’n 290 km/u op de muur afging. ‘Ik kan me niet alles meer herinneren, alleen maar die muur die op me afkwam. Ik sprong eraf en dat was het moeilijkste moment’, zegt hij met een glimlach.

Het was iets wat hij zich in die fase van het wereldkampioenschap nog kon veroorloven. ‘De eerste helft van het seizoen denk je per race en neem je echt alle risico’s. Als je kunt winnen, dan probeer je dat ook.’ In de tweede seizoenshelft was Márquez er, geeft hij toe, meer op gericht om zijn voorsprong in de totaalstand te behouden. Niet dat er op dit moment een concurrent in zijn buurt kan komen. Is het succes van Marc simpelweg een kwestie van de beste, snelste motor?

‘Ik zeg altijd hetzelfde,’ antwoordt hij fel, ‘de beste motor bestaat niet. Het gaat altijd om de beste combinatie: coureur, team en motor. Ik weet dat dit voor mij, met de Honda-motor, het huidige team en mijn rijstijl, de beste combinatie is.’

Livio is het daar – tot op zekere hoogte – mee eens, maar hij benadrukt meer het bovennatuurlijke talent van zijn jonge Jedi. ‘Een coureur in de MotoGP is een belangrijkere factor dan een coureur in de Formule 1. Dus het is niet de machine die het succes van een MotoGP-coureur bepaalt, het is de coureur.’

‘Misschien zou een andere coureur minder snel zijn met een Honda dan met een andere motor,’ zegt Márquez, ‘dat kun je nooit weten. Maar voor mijn stijl van rijden is de Honda dit jaar de beste motor.’


Het is een unieke stijl, met een waanzinnige overhelling, waarmee hij de motor echt tot het uiterste laat gaan. Hij haalt zijn schouders op en grijnst weer. ‘Ik begon met motorcrossen, en zo heb ik geleerd om een motor goed te beheersen. Toen ik een jaar of twaalf, dertien was, was ik echt klein, en ik probeerde heel strak en agressief te rijden, maar daar had ik de lichaamsbouw niet voor. Vervolgens begon ik een beetje spieren te ontwikkelen en was ik in staat om te rijden zoals ik altijd had gewild. Mijn stijl is meer bij de grond, agressiever. Ik weet niet hoe dat komt, misschien door het vertrouwen dat je hebt.’

Het is dat vertrouwen dat zijn teamgenoot, de bedeesde en bepaald niet spraakzame Dani Pedrosa, enigszins van de wijs brengt. ‘Met Márquez is het de eerste keer dat ik tegen een jongere generatie rijd. Hij is anders, zijn stijl en aanpak wijken volkomen af van de mijne’, zegt hij voorzichtig.

Dani – die voor een belangrijk deel verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de huidige Honda-motor – beaamt dat het om de combinatie van alles gaat, niet alleen om de motor. ‘Onze Honda is ongelooflijk goed, maar dat geldt ook voor alle mensen eromheen.’

Pedrosa zelf is ook geen kleintje, maar hij blijft bescheiden. ‘Uiteindelijk moet je de rijstijl kiezen die het beste bij je past. Het is beter om je eigen gang te gaan dan te proberen om iemand te imiteren’, zegt hij met verwijzing naar Marcs dominantie. Een vreemd idee, gezien het feit dat Pedrosa het op twee na hoogste puntentotaal op zijn naam heeft in de MotoGP, met alleen Rossi en Mick Doohan boven hem.

‘Ik denk dat Dani het voortouw moet nemen wat betreft hun onderlinge relatie,’ zegt teammanager Livio, ‘omdat Marc de jongste van de twee is. Het is voor niemand makkelijk om ploeggenoot van Marc te zijn. Het moeilijkste voor Dani is volgens mij dat hij voortdurend vragen krijgt over Marc. Ik kan me voorstellen dat dat vervelend is.’

Bij Marc is het allemaal rozengeur en maneschijn. ‘Ik heb net zoveel respect voor Dani als voor de andere jongens’, zegt hij. ‘We hebben geen vriendschapsrelatie, omdat dat niet gaat. Maar we gaan normaal met elkaar om, en we hebben het over alles: het leven, meisjes, racen, alles.’

Maar zal hij zijn eigen familieleden op de baan net zo verpletteren zoals zijn ploeggenoot en rivalen? Marcs jongere broer is een veelbelovende coureur. ‘Het is echt fijn om een broer te hebben die in dezelfde wereld zit, want het betekent dat je nooit alleen bent.’

Maar achter die glimlach, de uitbundige energie en het respect gaan zijn ijzersterke zelfvertrouwen en zijn strijdlust schuil. ‘Het is fijn, maar als ik samen met hem op de baan ben, is het anders. Het gevoel is anders, en je hebt een ander soort respect. Ik zal proberen om hem te kloppen.’

Wat is zijn geheim? ‘Net als iedereen draag ik tijdens de trainingen alleen maar blauwe onderbroeken, en voor de wedstrijd rode’, zegt hij lachend. Daar kan Aristoteles het mee doen.

Reacties