‘Straatlegale’ auto’s die – op de een of andere manier – ook op het circuit hun mannetje staan. Waar comfort voor de zwakkeren is en de moedigen door de wind gezandstraald worden.

Er is een moment, als je voor de derde keer in zeven minuten op een ronde wordt gezet, dat de hoop op rehabilitatie vergaat. Je gedachten gaan dan onherroepelijk uit naar wraak.

Het is een eenzame plek, daar waar wat er ook nog maar van je huilende ego, die de metaforische foetale positie heeft ingenomen, over is. Hij weigert nog langer in de aanval te gaan ondanks legitieme excuses zoals het slechts hebben van een-derde van het vermogen en een cilinder minder dan de auto die je steeds opnieuw inhaalt. De genoemde auto wordt bestuurd door een robot.

Toch besluit ik met mijn laatste restje lef dat de Caterham Seven 165 niet opnieuw een rollend obstakel mag worden. Ik word creatief. Dit betekent dat ik mezelf een suïcidale toewijding aanmeet – zo suïcidaal en toegewijd als 80 pk en een achteras toestaan. Maar, van de andere kant, je kunt ook niet een beetje zwanger of een beetje dood zijn, dus op het moment dat de Stig rijdend in een zwarte BAC Mono in mijn achteruitkijkspiegel opdoemt (of zou opdoemen, want de achteruitkijkspiegel is eraf gevallen), rijd ik enorm gevaarlijk in de hoop dat hij niet iemand wil inhalen die hooguit enkele momenten verwijderd is van het proeven van de vangrail.

We bevinden ons op het geweldige Cadwell Park in Lincolnshire. Deze locatie, middenin een mooie, kleine vallei biedt voldoende mogelijkheden om mijn gebrek aan vaardigheid tentoon te spreiden. Waar het circuit van een steile heuvel omlaag loopt in een stuk met de naam Mansfield – een scherpe bocht naar links – accelereer ik in de vijfde versnelling voorbij 130 km/u. Voor dat moment is dit de verkeerde versnelling en de verkeerde snelheid op het eveneens verkeerde deel van het circuit. Gezien het feit dat de wielen van de 165 zijn voorzien van 155/65 Avon-banden op 14-inch stalen velgen en met remtrommels op de achteras is dit waarschijnlijk voor dit moment ook de verkeerde auto.

Ik weet niet zeker waarom ik enigszins verbaasd ben over het ontbreken van abs op de Caterham, maar The Stig is dat zeker. Op het moment dat de Mono opgaat in een muur van witte bandenrook knal ik de versnellingsbak in z’n drie waarna ik de 165 zeer onelegant de bocht ingooi en het bijna in mijn broek doe. De Caterham komt terecht in een schreeuwende hoeveelheid onderstuur die naadloos overgaat in een oh-hemel-ik-heb-de-grens-van-mijn-stuuruitslag-bereikt. Een situatie die alleen goed afloopt door het open differentieel en een totaal gebrek aan vermogen. De enige reden dat ik niet gecrasht ben, is het feit dat ik, met slechts 500 kilo onder mijn kont, minder middelpuntvliedende kracht hoef op te vangen. Er valt echter een Pyrrusoverwinning te noteren: The Stig heeft me niet kunnen inhalen hoewel ik hem halverwege de bocht wel kortstondig zag in de opening boven het linkerportier. Als een witte helm afkeuring zou kunnen uitstralen, druipt het van de witte kunststof af.


Ik ben The Stig aan het verslaan. Oké, het komt meer neer op het in een grote variatie aan stress door de bocht smijten van de Caterham en de rechte stukken zo slingerend rijden dat ik ook stomdronken zou kunnen zijn, maar ik rijd nog steeds voor hem. Soms ook op het gras, maar dat doet niets af aan dit voorlopige resultaat. Jammer genoeg duurt dit niet lang. Uiteindelijk komen we op een breder stuk van het circuit en hoor ik de harde klikken van de schakelende versnellingsbak van de Mono. Ik knipper met mijn ogen op het moment dat de BAC de lucht op slechts een halve meter rechts van me doet splijten. Ik krijg een korte blik op de achterwielophanging en de centraal geplaatste uitlaat waarop de Mono zijn wenkbrauw ophaalt. Als ik me realiseer wat er is gebeurd, valt de BAC al nergens meer te bekennen.

Toch, ondanks alle dynamische tekortkomingen van de Caterham, heb ik zitten lachen. Hier gaat het om als je een auto koopt om op het circuit plezier mee te hebben. Zo hard mogelijk rijden zonder een gevaar te vormen voor medeweggebruikers. De grenzen van een auto – en van jezelf – in relatieve veiligheid verkennen. Natuurlijk, de Caterham bevindt zich aan de langzame kant van de circuitdag-markt. Laten we wel zijn, bijna 22.000 euro (17.597 euro als je ‘m zelf in elkaar zet) voor wat neerkomt op een stuk speelgoed voor de zondag is niet bedoeld voor de zwakkeren van hart. Toch biedt de Caterham een prettige en nauwkeurige handleiding voor het goed rijden in een sportieve auto. Een bescheiden motor, bescheiden remmen, elektronica die schittert door afwezigheid, achterwielaandrijving en een behoorlijke besturing betekenen dat de dingen die je leert in een 165 – soepel rijden, de auto op snelheid houden – zich makkelijk laten vertalen naar een auto met meer vermogen.

Dat is waar de Ariel Atom 3.5R ten tonele verschijnt. Want dit apparaat heeft genoeg bite om de meeste auto’s te verorberen, een circuitdag of niet. Hij is gehuld in de bekende Atom-outfit en voorzien van een 350 pk sterke 2,0-liter viercilinder turbomotor van Honda. De Atom weegt ongeveer 550 kilo. Er zijn vleugels, inlaatluchtopeningen en een pneumatisch gestuurde sequentiële versnellingsbak van Sadev. Het sperdifferentieel is briljant en de Atom heeft genoeg trekkracht over het hele toerenbereik om zelfs The Stig tevreden te stellen. Hij knalde ermee rond het circuit op een snelheid waardoor een motorrijder stil zou lijken te staan. Daarbij huilde de supercharger als de startmotor van een turbine en liet de uitlaat bij het terugschakelen vele backfires horen waarbij hij tegelijkertijd vlammen uitspuwde.

Daarentegen is de Atom ook nog eens verbazingwekkend makkelijk te rijden. Jazeker, hij voelt vreemd en exotisch aan, en je moet wennen aan de versnellingsbak, maar als je eenmaal gewend bent aan het kort beroeren van de koppeling, om bij lage toerentallen de boel wat te versoepelen, en ‘m hard genoeg hebt gereden zodat je na een recht stuk drie versnellingen omlaag moet, realiseer je je dat hij niets minder dan spectaculair is. Tot ongeveer 200 km/u is de acceleratie nog het best te omschrijven als onverzettelijk. Daarna wordt de versnelling iets minder extreem. Op die snelheid probeert de wind je hoofd er echter wel af te rukken. De Atom bereikt 100 km/u in ongeveer 2,5 seconden. Dat lukt als je de juiste hoeveelheid grip weet te vinden.


Wij hebben die grip gevonden. Sterker, we hebben grip gevonden op ieder deel van Cadwells oneindige reeks bochten en hoogteverschillen. We hebben de Atom voelen graven in het asfalt en hem horen kermen door bochten op een manier dat het leek alsof hij op banden met spikes reed. Ik kwam een lange rechterbocht uit waarbij de linkerkant van mijn gezicht op een onnatuurlijke manier vervormde door de centrifugale g-krachten. Als je op het verkeerde moment op het gas gaat staan, schopt hij je dwars, maar deze 3.5R is goedaardiger dan de Atoms van weleer. Hij communiceert beter op het moment dat je de grenzen van z’n grip nadert en hij beweegt precies dankzij de dempers van Öhlins. Niet slordig en onnauwkeurig, maar soepel en vriendelijk. Hij komt met veel wielspin los als je over serieuze hoogteverschillen knalt – iemand had me moeten waarschuwen voor vol gas over Cadwells The Mountain gaan voordat ik dat deed – maar zelfs in een snelle flikflak-rechterbocht voelde ik me nooit zo veilig. De besturing is prachtig, de remmen fenomenaal en de ervaring subliem. Hij ziet er ook nog eens machtig uit. Sterker, voor naar schatting ongeveer 75.000 euro (de sequentiële bak kost wat meer) is er niets beters dan de mix van makkelijke, gewelddadige snelheid die de Atom biedt. Het is alsof je een tijger als huisdier hebt.

De Mono van Bricks Automotive Company is van een geheel andere orde. Minder een auto die je meeneemt naar het circuit dan een auto die je daarna weer loslaat op de openbare weg. Het begint al met het feit dat ie een eenzitter is. Daarnaast is ie anders dan iedere auto die je ooit hebt gereden. Het stuur is bijvoorbeeld voorzien van een hele reeks knoppen. Dat is even fascinerend als verwarrend. Je voeten zitten op dezelfde hoogte als je borstbeen. De BAC voelt bijzonder. Je kunt de Mono op de openbare weg rijden en dat werkt best goed. Maar het daarbij laten, zou gelijk staan aan het niet begrijpen. Want wat een Mono waardeert, meer dan al het andere, is er absoluut en resoluut helemaal voor gaas mee gaan op een circuit.

De BAC Mono is voorzien van een atmosferische motor en klimt snel en ver in toeren. Hoewel hij ongeveer 70 pk minder heeft dan de Atom bij ruwweg hetzelfde gewicht, voelt ie anders. De Mono vibreert als een malle, de pneumatisch schakelende versnellingsbak doet zijn werk zo snel als een dsg en hij wil zeker niet op een tijdverslindende manier over het circuit glijden. Hij wil gewoon enorm, ontzettend hard gaan. Geen showtje geven, niet rotzooien. Dit is een auto voor de nette circuitrijder. De ervaren jongens. De mannen met toewijding.

Zo ziet de BAC er ook uit. Geef het maar toe. Als je in een naar schatting 90.000 euro (exclusief belastingen) kostende Mono naar een circuitdag komt, moet je staan voor wat je rijdt, anders nemen de anderen een loopje met je. Als je ‘m echter waard bent, verandert dit apparaat net zo snel van richting als de vissen in een school haring. Een instant-reactie op een commando van je handen. De Mono reageert zelfs nog sneller dan de Atom, dus je kunt fouten makkelijker corrigeren. Tegelijkertijd is ie net zo snel met straffen als je lui wordt. Maar de remmen. De remmen zijn van een andere planeet. Deze auto is voorzien van de carbon-keramische optie. Ze remmen de Mono niet zozeer af, maar knallen ‘m tot stilstand. De Ariel biedt meer plezier en is meer vergevingsgezind – en zeer waarschijnlijk voor de meeste bestuurders sneller – maar de Mono brengt het ethos van de circuitdag naar een nieuw niveau. De verleidelijke laag die daarna komt, is volle bak racen. Op dat moment wordt de prijs van de Mono ook ineens weer redelijk.

Het rare is dat voor auto’s met zo’n soortgelijke achtergrond en uitstraling – rijden op een manier die racen het dichtst mogelijk benadert – deze drie niet méér verschillend kunnen zijn. De Caterham is als een raceauto met zijwieltjes – je kunt jezelf er niet al te diep mee in de nesten werken, maar hij biedt wel enorm veel plezier. De Atom is de briljante, soms schrikaanjagende auto voor een circuitdag die je ook nog eens kunt delen. De Mono is eigenlijk de verleider voor het racen in eenzitters. Ze hebben echter één ding gemeen: bij het uitstappen geven ze je een grijns van oor tot oor.

Reacties

Meer van TopGear