De steegjes van de Tokiose wijk Kabukicho staan in geen enkele reisgids over Japan vermeld. Er zijn geen symmetrisch aangelegde tuinen en evenmin vind je er enorme elektronicawinkels. Er zijn geen gigantische Hello Kitty-afbeeldingen, noch zie je er schoolmeisjes met witte sokjes achter hun hand giechelen. Geen echte schoolmeisjes, in elk geval. We bevinden ons in het achterafgedeelte van Tokio’s hoerenbuurt en we gaan zo met een Lamborghini Diablo in bōsōzoku-stijl door Tokio. Het is een onoverzichtelijke buurt vol nauwe laantjes en steegjes, met weggetjes die amper breed genoeg zijn om de vele geblindeerde, zwarte Mercedessen doorgang te verschaffen. Tussen de hotels waar kamers per uur worden verhuurd, gruizige barretjes en morsige snacktentjes staan duizenden potplanten, tot in de perfectie verzorgd. Je vraagt je af wie ze water geeft, en wanneer. En waarom.

Shinichi Morohoshi bouwde de Lamborghini Diablo in bōsōzoku-stijl

Er lopen hier drie soorten mensen rond: extreem dronken kantoorklerken die de stripteasetenten binnengaan, zelfbewuste modemannetjes die door en door zijn opgedoft, en groepjes mannen die langzaam bewegen, met de zekerheid van acteurs die lang hebben geoefend op hun rol. Hun pakken zitten perfect, en zij zijn degenen die je angst zouden moeten aanjagen. Ze zijn leden van de yakuza, de maffia van Japan – het grootste georganiseerde misdaadsyndicaat ter wereld en worden vereerd als volkshelden, als moderne samoerais, en ze verschuilen zich achter een Westers-aandoende, oppervlakkige, visuele beschaving. Ze hebben een bloedband: het is hun bloed, of dat van anderen. Vandaag is er nog een vierde soort mens aanwezig. Er is er maar een van, en hij heet Shinichi Morohoshi. Zijn schoenen zijn discoballen. Zijn haar is elektrisch. Als je naar zijn sieraden kijkt, doen je ogen pijn. Hij is gekleed alsof hij Tokio zelf is, hij lijkt de ultieme verpersoonlijking van de lichtshow die deze stad is. Ondanks zijn banden met de yakuza, is hij speels en ontwapenend.

Het is een echte cultuur

Bekend als hij is met Europese manieren, steekt hij zijn hand uit ter begroeting (de meeste Japanners buigen slechts), en krijg ik zijn visitekaartje – waar alleen zijn naam op staat. Als we de rituelen van het kaartjes uitwisselen in Japan doorlopen (ontvang het met beide handen, met de duimen vooruit; bestudeer het intensief; berg het op in de zak die het dichtst bij je hart zit), zie ik een met diamanten ingelegde Rolex. Morohoshi houdt van diamanten. Ze zitten op zijn trui, jeans, telefoon, en op zijn Lamborghini.
We bevinden ons hier in een stad die lijdt aan verbazingsuitputting. De neons knipperen zo hard dat je er hoofdpijn van krijgt; grofweg driekwart van alle toiletten spreekt tegen je (ja, echt) – en wie elke dag in de mond van een babbelende robot poept, die stopt ook met zich ergens over te verbazen. Maar een met diamanten beslagen Diablo Super Veloce in een door de maffia gerunde hoerenbuurt zorgt toch wel voor de nodige, eh, opwinding. Voeg daarbij nog het knalroze, spiegelende wrapfolie, en dan trekken de mensen hun mobiele telefoons om een fotootje te nemen. De ketens van led-lichtjes en stroboscoopflitsen in de inlaten zorgen ervoor dat mensen rijen dik om de auto heen staan.

Gelukkig hebben wij een betere camera

‘Ik houd van opvallende auto’s’, zegt Morohoshi-san, alsof dat nog niet duidelijk is. ‘En ik houd van gevaarlijke mensen. Ik heb veel in deze buurt gewerkt, toen ik wat jonger was. Dat was niet allemaal even legaal.’ Hij begint te grijnzen. ‘Om niet te zeggen illegaal. Maar nu concentreer ik me op mijn auto’s en op legaal werk. Toch vind ik het prettig om bij deze groep mensen te blijven horen, en in deze buurt te blijven komen. Ik deed hier zaken met de yakuza. Het zijn lui met het hart op de juiste plaats, ze hebben veel respect voor vriendschap, en ze staan altijd klaar om je met van alles en nog wat te helpen. En ik vind het belangrijk dat je weet waar je vandaan komt, en je daar niet voor schaamt.’

Bōsōzoku? Wat is dat?

Morohoshi heeft niet altijd van auto’s gehouden. Als jongeman had hij een motorfiets die hij liet uitvoeren in de bōsōzoku-stijl. Letterlijk betekent dat woord ‘gewelddadige, vluchtende stam’, maar de realiteit is beschaafder. Een beetje dan. De motoren houden het midden tussen ouderwetse Britse caféracers, Amerikaanse choppers, en vooral veel onbegrijpelijke gekte. Neons worden erop geplakt, uitlaatpijpen zijn idioot groot, elke fiets draagt de vlag van een club, en ze worden zo hard mogelijk gereden door het altijd hectische verkeer in Japan.
‘Het woord bōsō betekent dat je lid bent van een groep criminelen, maar het is niet zo dat we uit waren op rottigheid of het begaan van misdaden, behalve dan het maken van zo veel mogelijk verkeersovertredingen. Het ging er meer om je motor te laten opvallen. Het voelt goed om met je club op stap te zijn, al kwam er altijd ellende van. Vanaf 2004 kreeg de Japanse politie meer bevoegdheden om zulke groepjes motorrijders te kunnen arresteren. Daardoor is het tegenwoordig heel moeilijk om lekker met je vrienden te toeren en niet in aanraking met de politie te komen. Op een gegeven moment moet je inzien dat dat geen leven is. Maar dat had ik al eerder in de gaten, al voordat de politie zo fanatiek werd. Het gebeurde op de dag dat ik een Lamborghini zag.’

Wanneer werd je geobsedeerd door Lamborghini?

‘Ik was 17, en het was oudjaar en hoorde dat ding lang voor ik ‘m zag – hij had zo’n woest uitlaatgeluid, ik werd er meteen compleet door gefascineerd. Ik had tot dan toe geen idee dat een auto zulke geluiden kon produceren. We gaven honderdduizenden yens uit aan de uitlaten van onze motoren, maar dit was echt nog een stuk luider. Een paar seconden later kon ik ’m zien. Het was een zwarte Countach die door de Nakasendōstraat reed. Ik zei tegen mezelf dat ik een Lamborghini zou kopen. Ik moest een Lamborghini kopen.’
‘Zestien jaar en een paar arrestaties later kocht ik mijn eerste – een Diablo. In het begin was ik er vrij blij mee. Hij was luid, zoals de Countach, en snel, en mooi. Maar toen begon ik eigenarenclubs te bezoeken. Daar voelde ik me niet echt speciaal. Ik houd er echter van om wel speciaal te zijn. Ik móét speciaal zijn. Dus begon ik te denken hoe ik mijn auto er anders dan de rest kon laten uitzien. En toen ik mijn plannen maakte om mijn auto aan te passen, kreeg ik inspiratie van de bōsōzoku-motoren. En van Darth Vader. Dat is allebei futuristisch en krachtig, en dat inspireerde me om anders te denken dan andere mensen die auto’s tunen.’ ‘Ik heb heel wat zaken moeten aflopen voordat ik iemand vond die de aanpassingen wilde doen. De eigenaren van die winkels waren bang om de aanpassingen te doen, hoewel ik de dozen met de led’s bij me had, en ook heel wat contant geld. Ik heb hen zelfs moeten smeken, maar het was een dure supercar, en ze wilden niets met me te maken hebben. Uiteindelijk vond ik een kleine garage in Tokio die wel wilde doen wat ik wilde. Grotere, luidere uitlaten, glinsterend wrapfolie, led’s, diamanten: de Morohoshi-stijl.’

Hoe waren de reacties?

‘Toen ik voor het eerst bij de officiële Japanse Lamborghini Club kwam met mijn eerste, aangepaste Diablo, vond niemand er iets aan. Iedereen vond het afschuwelijk. Het was te veel voor hen – ze waren niet gewend aan deze stijl, ze begrepen het niet. Zij waren normale zakenmensen en hadden een heel andere jeugd gehad dan ik. Maar ik zette door, en ik bleef geduldig. Uiteindelijk begrepen ze wie ik was en waar ik vandaan kwam. Mensen begonnen me vragen te stellen, en toen ze hoorden dat ik er nog een auto had bijgekocht, wilden ze weten wat ik ermee ging doen. Deze auto, en de Murciélago Roadster en de Murciélago Coupé die ik ook heb, hebben stuk voor stuk heel veel aandacht gekregen. Ook de Aventador waaraan ik op dit moment werk, krijgt veel belangstelling. Ze zijn alle vier heel anders, maar ze hebben ook een gemeenschappelijk iets. Elke keer als ik iets maak, creëer ik iets oorspronkelijks dat toch altijd alleen maar van mij kan komen. Dat is waarom ik bekend sta.’ Dat eigene van Morohoshi’s auto’s valt eigenlijk alleen maar te omschrijven als onderscheidend. Zijn aanpassingen hebben hem op een afstand gezet van de meer traditionele Lamborghini-fans, en sommige aanpassingen – met name zijn luchthoorn, die het thema van de Godfather-films ten gehore brengt – doet in het buitenland soms wel even de wenkbrauwen fronsen. ‘Ik was bij de officiële 50 Jaar Lamborghini-bijeenkomst in 2013, en voor dat allemaal van start ging, ging ik met mijn SV tanken in Milaan. Alle lampen waren aan, en ik liet de luchthoorn blazen. Iemand moet dat hebben opgemerkt, want de volgende ochtend werd ik gevraagd om me beter te gedragen. Dus dat heb ik gedaan, en op het einde van de bijeenkomst heeft de baas van Lamborghini, Stephan Winkelmann, zelfs mijn auto gesigneerd.’

‘Je hebt zowel fans als vijanden’

‘Ik vind het grappig dat dat gebeurt, dat ik er niet echt bij hoor. Want als ik in het buitenland ben met een van mijn auto’s, dan houden andere eigenaren van Lamborghini’s echt van me. Ze kunnen niet geloven wat ik heb gedaan. Ook het publiek is altijd gefascineerd. In Italië waren er hele massa’s die me toejuichten en me aanmoedigden om de hoorn te laten blazen, zelfs in traditionele maffiadorpen. Ik begrijp best waarom sommige mensen, en sommige Lamborghini-fans, mijn aanpassingen, eh…’ Hij pauzeert, en zoekt naar het juiste woord. ‘…onnodig vinden. Maar dat kan me niet schelen.’ ‘Ik ben niets wat je associeert met Lamborghini – het bedrijf, andere eigenaars – en onze relatie is altijd moeizaam geweest. Traditionele fans bleven in het begin bij me uit de buurt, dus ben ik mijn eigen club begonnen – Akuma Shukai. Dat betekent in het Japans ‘Ontmoeting der Duivels’, en iedereen is er welkom. Het maakte niet uit waar ze vandaan kwamen of hoe ze hun auto hadden verbouwd. Maar vijf jaar geleden hebben we ermee moeten stoppen vanwege rivaliteit en jaloezie – auto’s als deze trekken een bepaalde soort personen aan, en die gaan vaak niet zo goed met elkaar om. Maar elke auto in onze club viel op, elke auto was uniek. We zijn iets gestart. We zijn gestart met de Lamborghini Diablo in bōsōzoku-stijl.’ Morohoshi kruipt in zijn Diablo en start de motor. We rijden naar de Regenboogbrug – die de Shibaura-pier en de stad Minato aan elkaar verbindt over de Baai van Tokio, en die eruitziet als een Mario Kart-level. Lampen aan de kabels van de brug wisselen van kleur en hullen de weg in die kleuren. Omdat de bewegwijzering in het Japans is, lijkt het net alsof we door een futuristische poort in een andere dimensie terecht zijn gekomen.

Deze auto-cultuur in Japan is nog steeds aanwezig

Dan worden we gepasseerd door een stevig aangepaste Nissan Silvia, met veel geroffel en uitlaatgebrul. Er staat ‘EXCITING TEAM RISK!’ geschreven op een deur. Als je de context van deze omgeving in je opneemt – en dat kan niet anders in Japan – dan ziet de Diablo, ondanks z’n bodemverlichting en stroboscoop en Barbie-achtige kleurtje, er wat minder belachelijk uit. Hij is gevormd door deze stad; hij hoort hier. Dit is een plaats die niet per se buitenaards is, maar er wel hetzelfde zou uitzien als buitenaardse wezens er zouden zijn geland en zouden hebben besloten om dingen te doen en te eten en te rijden die ze zouden hebben geleerd tijdens een online cursus in Mens Worden, in een poging onopgemerkt op Aarde te gaan wonen. We komen op de binnenring, de route langs de Baai, en rijden op de Shuto-snelweg die de Chiba- en Kanagawa-prefecturen met elkaar verbindt. Morohoshi zegt: ‘Dit is het oude Mid Nite Club-racegebied.’ Voor een autoliefhebber is dit gebied even veelzeggend en historisch als de vele tempels in Tokio. De Mid Nite Club werd gevormd in 1987, en je kon alleen lid worden als je een auto had die minstens 250 km/u reed. Maar om een beetje mee te kunnen komen, moest je eigenlijk een auto hebben die minstens 320 km/u reed. De club werd ontmanteld in 1999, na een fataal ongeluk waarbij twee bōsōzoku-motorrijders omkwamen, en acht automobilisten gewond raakten. Zes van hen waren toeschouwers.

Welke auto’s kom je nog meer tegen?

‘Maar dit is geen auto om op straat mee te racen’, zegt Morohoshi, en slaat de schaardeur dicht als we bij een benzinestation wegrijden. Hij trapt de koppeling in en zegt met loze toeren gedag tegen wat getunede collega’s die op het parkeerterrein staan; R32 GT-R’s, Honda S2000’s en EK Civics groeten hem terug met hun eigen toeren. Dan, voordat ik diep kan ademhalen, of kan zien waar hij heengaat, probeert hij zijn 530 pk’s door de horizon te boren. De ironie is welbesteed. Als de fotograaf en ik hem weer in het vizier krijgen, lachen Morohoshi en zijn vriend Shinya Egawa onze kleine, gehuurde Toyota Vitz (die bij ons Yaris heet) flink uit. ‘Sloompie!’ schreeuwt Egawa. Tuurlijk, joh. Morohoshi is Egawa’s hourensou – een soort mentor en gids. Egawa heeft een Gallardo Coupé, en onder het toeziend oog van Morohoshi heeft hij die uitgerust met een holografisch wrapfolie, en wil een eendere lichtshow als zijn mentor gaan aanbrengen. Morohoshi zegt: ‘Er zijn veel mensen die ook mijn stijl willen hebben. Ik moedig dat aan. Auto’s verkopen doe ik niet, ik heb geen tuningshop, maar ik ben wel de beste producent van aangepaste Lamborghini’s ter wereld. Ik beschouw mezelf als een consultant. Egawa-san heb ik geholpen bij het bedenken van zijn modificaties.’
‘Er zijn nog vijf mensen die, net als hij, auto’s willen hebben die ik heb ontworpen. Ik ken nu de tuners naar wie ik kan gaan en die niet bang zijn om het mes te zetten in een supercar – ze zijn nog altijd moeilijk te vinden. De mensen hebben een Morohoshi senpai nodig.’ Egawa zegt: ‘Hij doet de supervisie, en ik kan hem om advies vragen. Hij is mijn grote broer.’

Hij is bekend in Japan

Maar uit de rest van de wereld krijgt hij geen opdrachten. Nul. Niet dat een gaijin – een Westerling – hem zou kunnen vinden. ‘Ik houd me erg gedeisd in zaken. Soms is het handig om niet te vinden te zijn. Niet omdat ik een lid van de yakuza zou zijn – dat ben ik niet. Maar een echt lid van de yakuza zou je natuurlijk ook nooit vertellen dat ze dat zijn.’
Maar die anonimiteit dreigt te zullen verdwijnen. Op de volgende Tokio Auto Salon – Japans jaarlijkse tuningshow – zal Morohoshi een stand hebben. Niet met louter zijn armada aan gemodificeerde Lambo’s, maar met een Murciélago-concept. Begraven onder een berg ornamenten, is het een Sesto Elemento-uitvoering, met anarchie verfraaid. Ons wordt beloofd dat ie echt gaat worden gebouwd, in een serie. Zouden door Morohoshi aangepaste Lamborghini’s elders in de wereld een succes kunnen zijn? Nee. En al zeker niet in landen in Noordwest-Europa. Maar deze roze ster, dit ding, is zo camp als het Songfestival en prima op z’n heel eigen, unieke manier, en het is vooral heel erg Morohoshi. Het is alsof ie is geschapen en gebaard – op een moment van zorgeloos toeval – door de hoerenbuurt Kabukicho. Iedereen kan een supercar kopen, en dat zegt helemaal niets over de eigenaar. Deze Diablo vertelt je alles wat je ooit zou willen weten over Morohoshi. En dat het hem niets kan schelen wat je over hem denkt.

Reacties

Meer van TopGear