Europa is gewoon niet groot genoeg voor de Lamborghini Aventador – we gingen op zoek naar meer ruimte. Die vonden we Down Under.
 
Een eindeloze koepel van blauwe lucht, afgewisseld met perfect witte, wattige wolken. Eronder ligt de zogeheten outback van het Australische Northern Territory, een vlakte van rode, stoffige aarde en tanige vegetatie die tot aan de einder door lijkt te lopen, ver voorbij ons Europese voorstellingsvermogen. We kijken door de vrijwel horizontale voorruit van een Lamborghini Aventador, over een weg die deze vlakte doorsnijdt, een zwarte lijn die zonder ook maar het geringste knikje te maken, doorloopt tot aan de horizon, terwijl het asfalt zweet van de hitte waardoor het op een glinsterende luchtspiegeling lijkt.
 
In Europa is een luchtspiegeling misschien wel de perfecte metafoor als je erover nadenkt hoe je er met een Lamborghini een blokje kunt omgaan. Je ziet een stuk weg en je geeft gas, maar dan lijkt die weg al te zijn opgelost in het niets voor je hebt kunnen bedenken wat je eigenlijk beleeft. Als je eerlijk bent, is de Aventador simpelweg te snel en te veel supercar voor ons werelddeel. Hij heeft een groter doek, een grotere achtergrond nodig.
 
Centraal-Australië is dat doek. Hier, op deze historisch oude plek, zou de Lamborghini kunnen doorgaan voor een vorm van buitenaards leven, met z’n koolstofvezel, z’n microprocessors, z’n aerodynamica en de dik 700 pk uit z’n V12. Hij is de top van de hedendaagse automobiele technologie, en hij stelt alles in het werk om mijn primitieve zucht naar acceleratie, snelheid, en herrie, en drama te bevredigen.
 
Nu volgt een stuk weg dat smaller is. Ik cruise in z’n vijf. De weg verbreedt zich. Drie tikjes op de versnellingspeddel aan de linkerkant van het stuur, en dan plankgas. Dit is z’n tweede versnelling, en die komt erin met een brute, nek verrekkende kracht. Voor ik kan nadenken, komt de rode lijn van de toerenteller in beeld, en na het opschakelen hoor ik de achterkant van mijn schedel gekraakt worden tegen de hoofdsteun. De volgende versnelling geeft amper lucht, je merkt dat deze machine nu een missie heeft, en in z’n derde versnelling vliegt ie voorbij de maximum snelheid, terwijl je evenzeer merkt dat dit nog maar kinderspel voor ‘m is.
 
De Aventador heeft een centraal differentieel dat elektronisch wordt gecontroleerd, en stuurt geen vermogen naar de voorwielen tenzij dat echt noodzakelijk is. Maar dankzij de geweldige, gevoelige besturing voel ik ‘m toch een beetje gaan trekken en wringen met z’n voorwielen, zodat ik besef dat er nu toch wat koppel naar de voorwielen komt, die het overigens best zwaar hebben op het door de hitte pokdalig geworden asfalt.
 

 
Achter heeft ie wielen van de maat 335/30 20, en zelfs op de perfecte weg kunnen die de kracht van z’n drie niet aan, en dat is de reden dat de voorwielen nu even bijspringen. Knal, naar z’n vier, en nog een knal, en naar z’n vijf. Ik gluur even naar de snelheidsmeter. De cijfers vliegen aan me voorbij, maar als hij voorbij de 250 km/u gaat – het moment waarop normale snelle auto’s de pijp aan Maarten geven – stop ik met kijken. Ik wil ‘m heel nauwkeurig en precies rechtdoor sturen, een taak waarvoor ik mijn onverdeelde visuele bandwijdte nodig heb.
 
De snelheid wilde ik zien om je te kunnen vertellen bij welke snelheid ik ben opgestegen. Wat ik je kan vertellen is dat 250 km/u voor de Aventador gewoon een van vele getallen is. Hij ragt eraan voorbij zonder met z’n ogen te knipperen, nietsontziend, met nog twee versnellingen te gaan.
 
Dus de Aventador is een natuurkracht. Hoe zou 700 pk anders moeten aanvoelen? Maar afgezien daarvan is er nog een reden om hier te zijn, zo ver weg van de vooroordelen en verwachtingen van de stadse wereld. Thuis denken de mensen dat wie in een auto als deze rijdt, net zo verbluffend en extrovert is als de auto die hij rijdt.
 
‘Het is een supercar, niet bedoeld om mee te racen of zelfs maar om de ambitie te hebben een raceauto na te doen’
 
Als ik een Lamborghini in Europa rijd, voel ik me een beetje schuldig – ik stel mensen teleur omdat ik nou eenmaal geen partij voor de auto ben. Maar hier in Australië doet dat er allemaal niet toe, omdat hier in de wildernis het leven zelf belangrijker is. Dus kan ik me concentreren en me volledig op de auto richten. En ik vind het heel plezierig om te ontdekken dat de Aventador veel meer is dan alleen maar een soort idioot, stripverhaalachtig stuk theater.
 
Maar toch. Zelfs hier heeft ie een enorme aantrekkingskracht vanwege z’n aura. De Aventador trekt mensen naar zich toe, zelfs op een plaats waar maar zo weinig mensen zijn. Op mijn eerste middag hier, als ik niet met buitenaardse snelheid rijd omdat de weg nogal smal is, zie ik een blauw zwaailicht in de verte verschijnen. En laat het nou net het voorkomen van het zien van een blauw zwaailicht zijn waarvoor ik de halve wereld ben rondgevlogen om deze auto in het midden van Australië te testen.
 
Uiteindelijk komen het blauwe zwaailicht en ik elkaar tegen – de buitenaardse Aventador en de puffende pick-up van de lokale politie. We stoppen allebei. Dat hoeft hier niet in de berm of zelfs maar aan de zijkant van de weg, hier heerst een verkeersvacuüm. Ik frutsel aan de deur, die naar boven opent, en trek een onschuldig gezicht. ‘Goedemiddag’, zeg ik wegkijkend, als ik mezelf eraan herinner dat ik hen in de ogen moet kijken.
 

 
Als ik dat doe, word ik ontvangen door een wild gelach. ‘G’day. We hoorden dat je er was.’ Hoe is dat nou toch mogelijk? Ik ben er net. In de verre omtrek is geen hond te bekennen. Zendt de Aventador z’n charisma door via een mij onbekende radiofrequentie? Deze autoliefhebbers is het niet ontgaan, en ze zijn behoorlijk enthousiast over wat ze zien.
 
Ze lopen wat om de Lambo heen, en de vorm, houding, voorkomen en de totale buitenaardsheid van het apparaat laat hen sprakeloos. In elk geval zeggen ze niets dat we hier durven herhalen.
 
Dat laat precies zien dat het idee van de supercar, het idee dat Lamborghini zelf verzon in de jaren zestig, dat juist dat idee nog altijd echt helemaal van Lamborghini zelf is.
 
Dat idee betekent een snelle auto waarvan het karakter en de impact komen van een plaats waar de bedenkers van betreffende auto zich niet hebben laten leiden door de functionele wetten van een circuit, maar door hun ongebreidelde verbeeldingskracht.
 
Uiteindelijk is het enige beleefde dat we kunnen doen de agenten een voor een in de passagiersstoel zetten en hun een stukje mee uit rijden nemen, waarbij de kracht van de acceleratie en de remmen littekens in hun geheugen moeten kerven die de eerste de beste zomer in deze outback niet zo maar zal laten verbleken. Dus ja, de Aventador draait helemaal om visueel en auditief vuurwerk, en om brute kracht. Een volbloed supercar.
 
Maar hij is meer dan dat. Er zit meer diepte en beschaving in z’n ontwerp en z’n techniek. Z’n gloednieuwe V12 is compact en licht voor een machine die zo veel vermogen heeft. Z’n transmissie met enkele koppeling gebruikt een geheel nieuw ingericht versnellingenarrangement zodat ie veel sneller schakelt dan we van de gebruikelijke peddeltoestand met enkele koppeling gewend zijn, maar is desondanks veel kleiner en lichter dan een dsg-bak. De kuip is van het modernste koolstofvezel, z’n remmen zijn immense keramische borden, en de ophanging is pushrod design.
 
Het is een supercar, niet bedoeld om mee te racen of zelfs maar om de ambitie te hebben een raceauto na te doen, maar hij is niet te bescheten om stukjes en beetjes circuittechnologie te lenen en te gebruiken als dat z’n bestuurder op de een of andere manier zou kunnen plezieren.
 
En hij gedraagt zich precies zo beschaafd als je op basis van al die techniek zou mogen verwachten. Het gaat dan niet alleen om snelheid, hoewel je het waarschijnlijk met me eens bent dat in 2,9 seconden naar 100 km/u schieten en een fantasierijke top van 360 km/u kunnen halen wel cijfers zijn die bij een verschrikkelijk snelle auto horen. Wat ertoe doet is dat ie het, in vergelijking met het paar andere auto’s dat dit soort snelheden kan halen, echt goed volhoudt op echte en op hobbelige wegen. De ophanging blijft intact en kraakt en steunt niet zoals bij veel van die quasi-racers, of, nu we het toch over auto’s hebben, bij sommige doodnormale sedans.
 

 
Je krijgt niet de indruk dat de structuur van de auto ook maar een micron meegeeft, hij is zo stijf als een plank. Toch absorbeert het alle vibraties van de motor en de oneffenheden in de weg – zolang je althans op je gemak rijdt. Dan, als je wat harder rijdt en de ophanging wat zwaarder belast, blijkt de demping gewoonweg briljant te zijn, iedere ongewenste hobbel wordt opgevangen en tenietgedaan, waardoor de auto steeds aan de weg blijft kleven en vertrouwenwekkend aanvoelt.
 
Met de besturing heb je binnen een mum van tijd een intieme band, aangezien het stuur precies dat lekkere gevoel heeft tussen trekkerig en loom.
 
De balans tussen de aandrijving en het chassis is in deze Lamborghini anders dan bij de vorige modellen. De motor domineert nu wat minder. Ten dele komt dat omdat het chassis zo goed is, en voor een ander deel omdat, eh, nou, hoewel de motor met z’n 8.250 tpm – een 6,5-liter V12 – niet echt schaapachtig kan worden genoemd, hij toch wat minder de bombastische idiotie heeft van de motoren die in de Diablo en Murciélago zaten. Hoe die grauwden en daverden en nooit opgaven, daar is de stem van dit instrument een beschaafde jongen bij, met een meer gelaagde precisie in het middengebied van de toeren, waarna hij zich rustig laat opzwepen tot de ware hysterie als je de rode lijn nadert.
 
Maar ik heb vroege Diablo’s gereden, zowel met twee- als met vierwielaandrijving, in de regen, en ik kan je wel vertellen dat Lamborghini’s weg van die uitzinnige chaos naar de beschaving van vandaag een heel lange weg is geweest.
 
‘De startknop voor de motor gaat verborgen achter een rood klepje. Voegt dat iets toe? Of is het alleen maar een stukje goedkoop plastic dat je vertrek vertraagt?’
 
De Diablo was een gemene donder, van waaruit je amper naar voren en helemaal niet naar achter kon kijken, waarbij je als bestuurder op de koop toe mocht nemen dat je je ruggengraat verdraaide en je nek verrekte. Als je dat karakter wilt noemen, dan heeft de Aventador inderdaad minder karakter, maar ik weiger het als een omissie te zien.
 
Ik opteer voor een chassis dat niet flirt met mijn sterfelijkheid. Ik opteer voor instrumenten die ik kan aflezen en voor zicht naar buiten. Ik opteer voor naar het lichaam gevormde stoelen. Ik klaag niet.
 
Want zulke zaken maken hoge snelheden makkelijker mogelijk en veiliger. Ze maken ook het rijden bij normale snelheden een stuk aangenamer. De Aventador kan het niet opnemen tegen het lange-afstandsmonster dat de McLaren MP4-12C is, maar hij maakt aan het eind van deze middag geen ontevreden indruk, hij snort er lekker op los.
 
Mij is verteld dat ik aan het eind van de dag goed moet oppassen – de wilde dieren worden dan actief en er eentje aanrijden is, zeker in deze auto, geen goed idee. Ik zie een kangoeroe parallel aan de weg zijn sprongen maken, inderdaad. Maar de waarschuwingen die ik kreeg van de mensen die deze streek kennen, betroffen niet alleen grote dieren. Ze zeiden ook dat ik moest uitkijken voor vliegen die je neus en je ogen inkruipen alsof je al een lijk bent. En ze vertelden me dat er een heel gamma aan slangen rondkruipt en -glibbert, maar dat ik ze niet uit elkaar hoef leren houden omdat ze allemaal giftig zijn: ‘Zorg ervoor dat je altijd je voeten kunt zien’.
 

 
Misschien blijf ik wel lekker knus in de auto. Ik heb alles bij de hand. Zelfs toen de thermometer aangaf dat het buiten bloedheet was, hield de airconditioning me moeiteloos koel. De stoelen zijn elektrisch, het hele interieur is in mooi afgewerkt leer verpakt, en in plaats van fysieke instrumenten heb ik een groot flatscreen tot mijn beschikking waarop ik zelf kan ingeven welk lettertype en wat voor soort digitale klokken ik wil zien. Alles – zelfs de knoppen van het (Audi-) entertainment- en commandosysteem – is ontworpen in dezelfde, hoekige stijl. Dat staat gek maar het werkt wel.
 
Het wringt alleen een beetje waar het zich allemaal wat erg zelfbewust is, en een parodie op ‘karakter’ wordt. Waarmee ik bedoel: de startknop voor de motor gaat verborgen achter een rood klepje. Voegt dat iets toe? Een stukje drama en een stukje extra beleving, misschien, of is het alleen maar een stukje goedkoop plastic dat je vertrek vertraagt? Als dit mijn auto zou zijn, zou ik het na een dag of twee hebben verwijderd.
 
Afgezien daarvan is een aandachttrekkend detail als dat niet echt, of beter gezegd echt niet in staat om je aandacht van het ontwerp van deze auto af te leiden. De vorm van de instrumenten is prachtig bedacht, veelhoekig als ze zijn, als een soort prehistorisch roofdier. Als je heel kritisch wilt zijn, zou je kunnen zeggen dat de hele vorm van het ding, z’n buitenkant en z’n proporties, niet erg afwijkt van wat we al bij de Diablo of de Murciélago hebben gezien. Maar aan de andere kant maakt dat ‘m nou net een Lamborghini en er bestaat niets op deze wereld wat erop lijkt.
 
Toen de Aventador voor het eerst op een autoshow was te zien, waren er zelfs designers van concurrerende autobedrijven die om ‘m heen zwermden en z’n buitenkant bewonderden. Hier staat toch echt wel wat heel nieuws.
 
Cecil vindt ‘m ook leuk. Cecil is de naam die hij gebruikt als hij zich voorstelt aan mensen die zijn inlandse taal niet spreken, althans. Cecil is 77, een Warlpiri-sprekende Aboriginal, was ooit boer, en is nu werkzaam in de gezondheidszorg. Zoals de politieagenten voor hem, stopt ook hij onze Lambo als we deze uitgestrekte vlakte doorklieven. Hij en ik hebben maar heel weinig gemeenschappelijke woorden in onze vocabulaires, maar hij maakt kalmpjes duidelijk dat hij deze auto een tof ding vindt. Internationale verdragen schrijven voor dat iedereen die TopGear in een supercar tegenkomt op een zeker moment moet zeggen: ruilen voor de mijne? Of iets van dien aard. Maar Cecil is verstandig: hij weet dat een Aventador hier nutteloos zou zijn. Daarom zijn we gekomen. Hij is nutteloos, maar magisch.
 
Dit deel van onze planeet is ook magisch. Gekke kleuren waar je ook kijkt, bijna buitenaards, intimiderend maar charmant, en, vooral, een plaats waar grenzen en limieten niet van toepassing lijken. Een perfecte omgeving voor deze auto, dus.
 
Tijd om onszelf te begraven in beide, nog maar eens. Ik overzie de horizon, en laat mijn rechtervoet zijn gang gaan. Twaalf cilinders zuigen zich vol, twaalf zuigers bouwen druk op en vuren met hernieuwde kracht. Zonder enige vertraging schiet de toerenteller heen en weer, maar dan uiteindelijk dus wel steeds verder omhoog. Deze motor lijkt zichzelf te voeden met z’n eigen energie: met perfecte progressie, hoe meer toeren hij krijgt, des te harder trekt hij.
 
En nu vliegt ie echt. Denk je dat ik het kan winnen van die luchtspiegeling?

Reacties