Dus je hebt na het lezen van dat BMW i8-verhaal het idee dat elektrisch rijden nog wel eens wat kon worden? Gelijk heb je. En ongelijk. Want zet alles op een rijtje en je weet dat de elektrische toekomst heel dichtbij is – en heel ver weg.

Een anekdote vooraf. Een tijdje terug reed ik voor het eerst een aantal dagen achtereen in een elektrische auto. Ik had genoeg elektrische auto’s gereden om te weten dat dat geluidloos voortzoeven heus heel amusant is, maar dat waren altijd korte ritjes: accu’s leegrijden en wegwezen – en dat laatste dan op benzine. Dit was de eerste ‘echte’ praktijktest. Nu ben ik het type waarvoor de elektrische auto zo’n beetje is uitgevonden: ik woon in Amsterdam, werk in Hilversum – zo’n afstand waarvoor je tussentijds niet eens hoeft op te laden. Op twintig meter van mijn huis bevindt zich een laadpaal met twee aansluitingen. Perfect, nietwaar?

Ik had een Volkswagen e-Up opgehaald bij de importeur in Leusden. Volgens het display had ik een actieradius van 160 kilometer, riant voldoende dus om thuis (immers 56 kilometer verderop) te komen. Aan de rit zelf mankeerde niets: zo’n e-Up rijdt uitstekend. Puntje: eenmaal in Amsterdam bleek de actieradius nog 36 kilometer, toch iets anders dan beloofd. Logisch, want snelweg-rijden kost (beduidend, zo blijkt) meer stroom dan een beetje rondkabbelen.

Nog een puntje: eenmaal in Amsterdam bleken de plaatsen bij de laadpaal bezet te zijn door de benzineslurpers van Buurman 1 en Buurman 2. De paal staat er net twee weken, het is duidelijk nog even wennen. Ik weet het Upje tussen ze in te wringen en aan te sluiten. Ik stuur een grappend sms’je – iets met stinkend, ouderwets en mezelf als milieuridder – naar m’n buurmannen, met wie ik op goede voet leef. Uren later krijg ik sms’jes terug. Ik word bedankt. Buurman 1 is er nog genadig van af gekomen met een prent van 90 euro, de andere auto is weggesleept – buurman 2 kan hem tegen betaling van 419 euro ophalen. Geen van ons wist eigenlijk dat je niet op zo’n plek mocht parkeren.

Natuurlijk, erg sociaal is het niet, maar wegsleepwaardig leek ons (zeker gezien de krankzinnige hoogte van het bedrag na zo’n echt-geen-boze-opzet-vergrijp) toch een paar stations verder. En er staat ook helemaal niets bij, zien we als we gedrieën de enorme zuil bij het oplaadpunt bekijken. Of toch: in microscopische letters die een verzekeringsmaatschappij niet eens onder een polis zou durven zetten. En alleen in het Nederlands – toeristen mogen, na het lezen van het wél-Engelstalige marketingbabbeltje van de gemeente over schone lucht en zo, natuurlijk gewoon weggesleept worden. Ook opmerkelijk: je mag zelfs weggesleept worden als je er met een elektrische auto staat die niet aangesloten is. Het was, al met al, een leerzaam dagje.


Dit verhaal raakt (oké: hier en daar) aan de kern van elektrisch rijden. Een collega maakte min of meer hetzelfde mee in een BMW i3. Een ander in een Nissan Leaf. De hamvraag: is Nederland er eigenlijk wel klaar voor? De verleiding is groot om onmiddellijk luidkeels NEE te roepen, zeker omdat we nu eenmaal TopGear zijn en de dag beginnen met een kopje benzine met een zoetje. Maar dat verplicht ons ook tot een blik in de toekomst, tot realisme en misschien zelfs een snufje nuance.

Feit: de olie raakt een keer op. Niet morgen, niet over tien jaar, maar wel een keer. En dan zullen we toch íets moeten. Nog een feit: de wereld verstedelijkt. Het is een in de geschiedenis terugkerend thema dat zich zeker in ‘opkomende markten’ (China, India, Brazilië) ook nu weer voordoet. Mensen trekken van het platteland naar de steden, waar het geld verdiend wordt. Een van de dingen die ze doen als ze ook wat geld verdienen, is een vervoermiddel aanschaffen, en dat gebeurt in een tempo dat nauwelijks valt bij te houden, laat staan te controleren. Veel steden in de ‘nieuwe’ (en oude) ‘wereld’ verworden zo tot metropolen die in smog gehuld zijn en er bij bepaalde weersomstandigheden in verdwijnen. Je hoeft geen geitenwollensokkentype te zijn om in te zien dat niemand, inwoners noch planeet, daar blij van wordt.

'Cru gezegd is EV-rijden dé manier om welke vorm van automobiele spontaniteit dan ook rigoureus uit je leven te verbannen'

Daar komt in het geval van Europa nog iets bij. De Europese Unie heeft namelijk bepaald dat je, als je als stad wilt groeien, je die nieuwe inwoners wel de garantie moet geven dat de lucht die ze inademen een beetje fris is. Kun je dat niet, dan mag je geen nieuwe woningen bijbouwen – juist om Chinese toestanden te voorkomen. Die (lange termijn-)normen worden elk jaar aangescherpt, wat tot gevolg heeft dat een stad als Amsterdam een serieus probleem heeft: de lucht is er nog nooit zo schoon geweest, maar door de strengere normen vecht de gemeente al jaren tegen een bouwstop. Wat weer leidt tot redelijk draconische maatregelen (een snelheidslimiet van 80 km/u op de Ringweg) en wat hyperactief overkomende stimuleringsmaatregelen voor elektrisch vervoer.

Niet dat Amsterdam daar alleen in staat: ook van staatswege wordt elektrisch en hybridevervoer uitbundig gesubsidieerd. Nog even afgezien van de aanleg van de infrastructuur (de aanleg van een laadpaal kost ongeveer tien mille; een snellader een ton) spendeerde de overheid 5,2 miljard euro aan het subsidiëren van ‘schone’ auto’s. Dit voornamelijk via vrijstellingen van de motorrijtuigen- en wegenbelasting, en door de hoogte van de fiscale bijtelling voor zakelijke rijders afhankelijk te maken van de hoeveelheid CO2 die hun auto uitstootte. (En natuurlijk via de diverse milieusubsidies voor kleine ondernemers waar we inmiddels zo’n 11.000 Mitsubishi Outlander PHEV’s aan te danken hebben, maar dat terzijde.) Het gevolg: een zwaar overspannen markt waar iedereen alleen nog maar aan bijtellingspercentages lijkt te denken (ga maar eens bij een gemiddelde dealer vragen hoe veel particulieren ze binnen hebben gekregen die ‘ook zo’n 14-procentauto wilden’). Plus: een systeem dat maar weer eens aan zijn eigen succes ten onder gaat, want dit soort hoeveelheden geld, dat is natuurlijk niet vol te houden.

Laten we, om de boel overzichtelijk te houden, de rest van dit verhaal in de vorm van stellingen gieten – dan kun je zelf kijken met hoe veel stellingen je het eens of oneens bent, en er zo achter komen of elektrisch rijden iets voor jou zou kunnen zijn.


Elektrisch rijden is geen keuze hebben

Vijf jaar geleden hadden we je het grootste gelijk van de wereld gegeven, nu moeten we zeggen: niet waar. Waarmee waar weer eens blijkt dat de auto-industrie één van de meest vooruitstrevende ter wereld is. Kon je destijds kiezen uit een Peugeot iOn, Mitsubishi i-MiEV en een identiek ding van Citroën dat al net zo lelijk en onbeduidend was dat we de naam ervan vergeten zijn, tegenwoordig kun je in bijna elk segment terecht voor een alleszins fatsoenlijke elektrische auto. De meeste zijn uiteraard nog altijd hybride: benzine- of dieselmotor en een veelal erg bescheiden elektromotortje erbij ter ondersteuning. Heel eerlijk gezegd: hun vaak spectaculaire verbruikscijfers zijn veelal het resultaat van het slim omgaan met de meetmethodes die die cijfers vaststellen. Het helpt allemaal heus wel wat, maar niet in de mate die de fabrikant ons wil doen geloven – vraag maar aan de gemiddelde Prius-rijder.

Elektrisch rijden is voor weinig spontane types

Klopt helemaal. Als er íets blijkt uit onze eigen ervaringen en uit die van de vele collega’s die inmiddels langere tijd met een vol-elektrische auto hebben gereden: het kan, maar het vereist planning, veel planning. Je moet van tevoren precies weten wat je waar en wanneer gaat doen en waar zich laadpalen bevinden. Cru gezegd is EV-rijden dé manier om welke vorm van automobiele spontaniteit dan ook rigoureus uit je leven te verbannen. En dan nog: niet alles is vooraf te regelen. Eén collega dacht even zijn Electric Vehicle (EV) te snelladen bij een snelwegrestaurant. Bij de laadpalen stonden twee (niet-elektrische) auto’s waarvan de eigenaren ook na veel moeite niet te achterhalen bleken. Lang verhaal kort: hij zag zich genoodzaakt te blijven overnachten in het aanpalende hotel. Wat dan wel weer spontaan was. Soort van.

EV-rijden is voor stadsmensen

Absoluut. Een EV is bedoeld voor korte afstanden in stedelijke gebieden – niets meer, niets minder. Klagen dat je er niet mee op vakantie kunt, is als klagen over de bagageruimte in een cabrio: het zit nu eenmaal in het concept besloten. Hoewel de meeste fabrikanten inmiddels programma’s hebben gestart waarbij je voor vakanties over een ‘normale’ auto kunt beschikken, moeten we afwachten hoe dat in de praktijk werkt; als alle EV-rijders tegelijk met vakantie willen, moeten wij nog zien dat ze allemaal een comfortabele station of iets dergelijks kunnen krijgen. Goed, staat allemaal nog in de kinderschoenen – de tijd zal het leren. Dat het in een stad werkt, mag blijken uit het feit dat in Amsterdam in 2012 713.840 kWh is geladen op het publieke netwerk (dat toen nog maar half zo groot was als het nu is). Dat staat gelijk aan 4,2 miljoen emissievrije kilometers, ofwel 4 keer heen en weer naar de maan en nog een keer terug. Kun je kletsen wat je wilt – het scheelt toch.


EV-rijden is voor autohaters

Welnee. Elektrisch rijden is op zich namelijk gewoon leuk. Doordat alle trekkracht altijd onmiddellijk beschikbaar is, ben je bij het stoplicht meestal als eerste weg, en omdat de accu’s meestal onderin liggen, is het zwaartepunt van de auto zo laag dat je bochtjes rustig met enig enthousiasme kunt ingaan. Daarbij bewijzen auto’s als de BMW i3 en de Tesla Model S dat het je qua luxe of uiterlijk aan niets hoeft te ontbreken.

EV-rijden is anders

Dat zeker. In een ‘gewone’ auto zit je zelden, laat staan elke dertig seconden, naar het metertje te staren dat je vertelt hoe ver je nog kunt. Vloeken omdat je weer eens in de stromende regen met dat snoer staat te klooien, is er ook niet bij. Dat er weer eens twee van die bijtellingsfetisjisten bij de paal staan, waardoor jij er met je echte EV niet bij kunt en veroordeeld bent tot een andere paal en een onvrijwillige wandeling (waarschijnlijk in diezelfde stromende regen): geen last van. Aan de andere kant: neem het die EV-rijder maar eens kwalijk dat hij je keihard in je gezicht staat uit te lachen als weer eens een klein godsvermogen hebt achtergelaten bij dat groezelige tankstation. En dan die misselijke morele superioriteit omdat hij nu eenmaal de wereld aan het redden is, terwijl jij alleen maar onderdeel bent van het probleem.

'Je bent sowieso goedkoper uit dan met een reguliere auto. De onderhoudskosten van een EV zijn vanwege het ontbreken van bewegende (en dus slijtende) delen veel lager'

EV-rijden is hooguit voor ‘tweede auto’s’

Nou, hooguit, hooguit – dat nou ook weer niet. Wel bij uitstek geschikt. Tweede auto’s doen altijd korte stukjes: kinderen naar school, boodschappen doen, sporten en hup: weer aan de wallbox. Ideaal. Maar elektrisch vervoer is voor meer dingen uitstekend geschikt. Distributie bijvoorbeeld. Stadsbussen, koeriers die in stedelijke gebieden opereren, taxi’s (tijdens de lunch even aan de snellader: klaar), reinigingsautootjes, zo’n beetje alles waar gemeentes mee rondrijden – noem maar op. Overigens wordt dat soort toepassingen op dit moment inderdaad door veel gemeentes voortvarend aangepakt.

EV-rijden is lastig

Ach, lastig: roos is lastig. Een elektrische auto rijdt precies als elke andere auto, hooguit zonder de herrie. Dat is het probleem dus niet. Het enige dat het rijden van een elektrische auto ‘lastig’ maakt is die actieradius en de constante zorg daarom. Als je in een e-Up rijdt en je ziet het tellertje opeens van ‘nog 62 kilometer’ naar ‘nog 38 kilometer’ schieten omdat je de airco hebt aangezet, is dat lastig voor je gemoedsrust. Nog lastiger is de winter. Omdat bij vrieskou accu’s minder goed opgeladen kunnen worden en er nogal eens gebruik wordt gemaakt van de verwarming, daalt de actieradius dramatisch. Bij een test van het Duitse AutoBild kwam de BMW i3, met beloofde actieradius van 130 kilometer, niet verder dan 61,4 kilometer. De Renault Zoe (100-150 km) stond na 58,9 kilometer stil. Het best was nog de Tesla Model S, die na 206 kilometer leeg was – nog altijd een schijntje van de beloofde 502 kilometer. Ja: ook benzine- en dieselauto’s presteren minder in de winter. En ja: in de zomer kom je juist verder op je accu’s. Maar daar heb je weinig aan als zelfs je woon-werkritje, wat volgens alle fabrikanten geen enkel probleem zou moeten zijn, een hachelijke onderneming wordt. Wat af en toe lastig kán zijn, is het vinden van een laadpaal. Hoewel (relatief) nergens ter wereld zo veel laadpalen staan als in Nederland (er zijn zo’n 9.000 publieke laadpunten, waarvan alleen al 1.100 in Amsterdam, en dat aantal groeit), zal je, want Wet van Murphy, altijd zien dat de jouwe net bezet is. Het overkwam ons in de helft van alle gevallen. Gelukkig zijn er allerhande apps (ook ín EV’s) die je laten zien waar palen staan en of ze al dan niet bezet zijn. Je hoeft palen dus niet te zoeken, je moet ze alleen vinden. En soms een eind lopen vanaf de paal naar je eindbestemming.


EV-rijden is duur

Ja en nee. Het rijden zelf is niet duur: een volle lading kost gemiddeld een euro of vier – aan je eigen stopcontact. Bij een openbare laadpaal hangt het heel erg af van de aanbieder; die mogen sinds kort zelf bepalen hoe veel ze daar voor vragen. Hoewel ze elkaar beconcurreren en de (absolute) prijzen op zich dus redelijk bij elkaar in de buurt zitten, verschilt de manier waarop ze die prijs opbouwen wel. Zo rekenen sommigen een starttarief, waardoor ‘even je auto aan de stekker hangen terwijl je boodschappen doet’ opeens leuk in de papieren kan gaan lopen. Snelladen is sowieso prijzig: een starttarief van € 2,50 en € 0,25 per minuut. Ga je daar dus een halfuurtje staan (waarmee je accu op 80 procent zit), dan ben je een tientje kwijt. Het abonnement dat je nodig hebt, kost je ook nog eens om en nabij een tientje per maand. Daarnaast is de aanschaf van een elektrische auto (vooral door de dure accu’s) nog erg prijzig en is door de nieuwigheid nog niet echt duidelijk wat je afschrijft (veel, vooralsnog). Maar goed: je bent sowieso goedkoper uit dan met een reguliere auto. De onderhoudskosten van een EV zijn vanwege het ontbreken van bewegende (en dus slijtende) delen veel lager, EV’s remmen veelal op de elektromotor dus de gewone remmen gaan een leven lang mee, je betaalt (vooralsnog) geen wegenbelasting, et cetera. Consumentenwebsite gewoonovergeld.nl berekende (met deels wat nattevingerwerk) dat een EV zo’n 26 eurocent per kilometer kost, tegen 31 cent voor een gewone (kleine) auto, wat bij een jaarkilometrage van 15.000 km een voordeel oplevert van 750 euro per jaar. Los van het milieuvoordeel natuurlijk.

EV-rijden is de toekomst

Daar kunnen we kort over zijn: hoe verder je die toekomst ziet, hoe volmondiger het antwoord ja is. Op de korte termijn is, als je het ons vraagt, elektrisch rijden alleen zinvol voor mensen (of bedrijven, gemeentes enzovoorts) met heel specifieke rijgewoontes. Ofwel: mensen die zich geen zorgen hoeven te maken over hun actieradius, omdat ze dat maximum toch nooit halen. Mensen als jullie en wij hebben op dit moment meer aan (plug in-)hybrides. Daar is wel een voorwaarde aan verbonden: dan moet je ze gebruiken zoals ze bedoeld zijn. Zo lazen we op de Facebook-pagina van Mitsubishi Outlander PHEV-rijders (jazeker, die bestaat) klachten over het brandstofverbruik. Als iemand vervolgens vraagt of hij hem wel eens oplaadt, en het antwoord ‘nee, moet dat dan?’ luidt, wringt bij ons het vermoeden dat het nog wel eens een tijdje kon gaan duren voordat bepaalde essentiële zaken zijn ingedaald. Inpluggen dus, die dingen! Anderzijds: voor aap rijden in een Prius of Civic Hybrid hoeft al lang niet meer: een e-Golf is gewoon een Golf en een Panamera S E-Hybrid is (uiterlijk) even begeerlijk als een GTS. Alle fabrikanten zijn nu volop bezig met het ontwikkelen van nieuwe concepten en technologieën, en het gaat hard. Kijk maar naar de LaFerrari, Porsche 918 Spyder of McLaren P1: fenomenale techniek en monumentale prestaties, mede mogelijk gemaakt door elektriciteit. Tel daar alle ontwikkelingen en innovaties bij op (andere, veel krachtiger accu’s, waterstof, inductie, noem maar op) en je weet zeker: het is niet de vraag of EV-rijden de toekomst is, hooguit hoe ver die toekomst nog weg is.

Reacties