In september 2006 onthulde Citroën de C-Métisse op de Parijse Motor Show – om de wereld te tonen dat ook Citroën hybride gedachten heeft. Nu, bijna halverwege 2007, kreeg Top Gear de kans om met de C-Métisse te rijden.
 
Citroën is nog niet zo groen als veel van zijn concurrenten. Groen is per definitie duur: duur om te ontwikkelen, duur om te produceren – zeker in kleine aantallen – en duur omdat eigenlijk nog niemand weet waar groen heengaat. Gaan we op biobrandstof rijden en daarvoor Zuid-Amerika ontbossen? Houden we het bij conventionele accu’s zodat we half Canada moeten afgraven voor nikkel? Of gaan we toch over op waterstof, al heeft alleen BMW daar fiducie in? Zoals je in het verhaal over de Tesla Roadster hebt kunnen lezen, kunnen we ook op de batterij van ons mobieltje rijden – als je er maar genoeg van aan elkaar bindt – alleen duurt het opladen pakweg zes uur. Om er 400 kilometer mee te kunnen rijden. ‘Zonder brandstof staan’ wordt ineens een heel ander begrip als je zes uur moet wachten voordat je verder kunt. Als er een stopcontact in de buurt is.
 
Voor het echie rijden met een conceptcar is altijd erg spannend. Ten eerste rijd je in een auto – of iets wat daarvoor door moet gaan – waarvan er maar één is. Omdat er maar één van is, is die geheel met de hand gebouwd. Dat betekent dat elk deurpaneeltje, elk knopje, elk achterlichtje niet alleen uniek is, maar dat dat er ook door heel dure designers met hippe brillen en halflang haar achter de oren is opgeschroefd. Daarmee komt de waarde van zo’n concept al snel op een paar miljoen euro.
‘Citroën geeft een acceleratie van 6,2 seconden op voor de sprint van 0 naar 100 km/u en een topsnelheid van 250 km/u’
 
Citroën geeft een acceleratie van 6,2 seconden op voor de sprint van 0 naar 100 km/u en een topsnelheid van 250 km/u. Natuurlijk bedoelen ze ‘veronderstelde acceleratie’ en ‘veronderstelde topsnelheid’. Als ik zou proberen die 6,2 seconden te halen dan zou deze conceptcar veranderen in een conceptpuzzel. Een poging om 250 km/u te halen staat gelijk aan het plegen van zelfmoord. Maar leuk dat het is!
 
C-Métisse staat voor Concept Métisse en métisse is een verbastering van het Franse métis, dat halfbloed betekent. Het werkwoord métisser betekent kruisen. Dat hebben ze mooi gevonden bij Citroën. Alleen, wij vinden het nog wel chic zo’n Franse naam over de tong te laten rollen, een Duitser, Engelsman en zeker een Japanner krijgt dit niet zo uit z’n strot. Althans, niet zoals de Fransen het bedoeld hebben. Waarom niet gewoon C-X, als voorbode van een toekomstige Citroën C7 bijvoorbeeld? En met een knipoog naar de prachtige, in 1974 gelanceerde limousine van Citroën, de CX. Nou ja, met bewaking en behoud van de Franse taal is niets mis natuurlijk.
 
Terug naar het rijden. Het is echt een belevenis en flink beroerd. Ooit was ik de gelukkige eigenaar van een soort hybride Citroën – de koets van een SM, de motor van een DS – uit 1971 en die had dezelfde rijbeleving. Het is rijden in een heel licht sturende grote boot met veel herrie en een rempedaal met twee standen: ‘er gebeurt niks’ en ‘passagier met voortanden in het dashboard’. In mijn eigen SM reed ik maar niet al te hard – ik wilde niet dat de helft van de onderdelen er onderweg af zou vallen –, in de C-Métisse bedacht ik me dat als er wat af zou vallen dat niet mijn schuld zou zijn, maar die van de dure designer die te weinig Pritt-stift aan de onderdelen heeft gesmeerd. Met enige stemverheffing stel ik een ingewikkelde vraag aan mijn Franse begeleider over de mondiale psychosociale aspecten van het rijden met accu’s en hij belandde direct op zijn praatstoel, geen erg meer hebbend in mijn verrichtingen met zijn C-Métisse.
 
Ik denk dat ik 90 km/u heb gehaald – helemaal precies aflezen kon ik het niet omdat de snelheidsmeter een soort van bovenaf bekeken spiraalvormige plexiglazen trapleuning met zachte groene lichtjes en vaste cijfertjes is. Ja, we zijn wel bij Citroën. Hoe harder ik reed, des te meer lampjes in de spiraalleuning gingen branden. Daar waar het laatste lampje brandde zou ik het in de buurt staande cijfer hebben moeten kunnen lezen. Niet dus. We reden op een circuit nabij Parijs, lekker veel korte en lange bochten afgewisseld met drie lange rechte einden, en het leek me verstandig nu ik deze miljoenen kostende Citroën tamelijk stevig over het asfalt joeg daarop mijn aandacht gericht te houden. Denk even aan wat ik net schreef over de remmen.
‘Die vlammen eindigen in een bedieningspaneel dat nog het meest weg heeft van een supersonische flashwebsite’
 
Behalve de waanzinnig vormgegeven snelheidsmeter (de toerenteller is van hetzelfde ontwerp) bevat de C-Métisse nog een aantal Citroëneske bezienswaardigheden. Ik doel niet op de voorste deuren die als een superbolide scharnieren ‘om de instap te vergemakkelijken’. Theoretisch klopt dat, de deuren reiken tot ver in het dak en die dakuitsparing zou bij een ultralage auto als deze de instap zeker makkelijker moeten maken. De praktijk is echter dat je bij het instappen de keuze hebt tussen de onderste helft van de deur in je mond of een dubbele hernia. Daarbij komt dat de schelpvormige kuipstoel aan de bodem vastgeschroefd is om de achterpassagiers – die ook in kuipjes zitten – altijd eenzelfde hoeveelheid goed bemeten beenruimte te geven. Dat maakt instappen er niet makkelijker op.
 
Starten doe je met een knop in het dak, bij de plek van de binnenspiegel. Heel erg Top Gun. Het middenconsole ziet er uit als chromen vlammen die de aandrijftunnel omvatten. Die vlammen eindigen in een bedieningspaneel dat nog het meest weg heeft van een supersonische flashwebsite: daar kun je de radio, versnelling, mp3-speler, navigatie en ZEV-knop bedienen.
 
ZEV? Staat voor Zero Emission Vehicle. De C-Métisse heeft voorin een 208-pk sterke V6 HDI-dieselmotor met roetfilter die de voorwielen aandrijft, achterin zijn twee elektromotoren in de achterwielen gebouwd. Die leveren elk 400 Nm aan koppel en 20 pk, en drijven de achterwielen aan. Tot een kilometer of 30 per uur werken de elektromotoren op hun accu’s, wil je harder of heel snel optrekken dan springt de diesel V6 in. Druk je echter op de ZEV-knop dan gebied je de auto alleen gebruik te maken van zijn accu’s, zo lang mogelijk althans.
 
De accu’s bieden voor maximaal drie kilometer stroom als je op de elektromotoren continu 30 km/u zou rijden. Dat lijkt weinig, in de praktijk scheelt dat veel vervuilende uitstoot in stadsverkeer. Daarnaast schieten de elektromotoren te hulp op hogere snelheden indien het de C-Métisse aan tractie ontbreekt: tijdelijke vierwielaandrijving. Opladen van de accu’s gebeurt tijdens het rijden op de dieselmotor en bij afremmen. Citroën claimt voor de slechts 1.400 kilo wegende conceptcar (inclusief accu’s) een gemiddelde troepuitstoot van 174 gram per kilometer. Ter vergelijk: de Daihatsu Cuore 1.0 Kyoto (what’s in a name) blaast per kilometer 109 gram uit, rijdend op drie cilinders waarin benzine wordt gestookt, en is gewoon om de hoek te koop. Is die 174 gram dan niet wat veel?
 
Ja. Maar het gaat om het idee. Bovendien, in de C-Métisse kunnen vier volwassen comfortabel zitten en zien hoe het groen met 250 km/u voorbij trekt. Is dit het realisme van de toekomst? Wij hopen het. Het heden? Laat Citroën eerst snel de hybride C4 op de markt brengen – Peugeot doet vast mee met de 308 – zodat PSA weer vooraan meeloopt, nu in de jachtpartij op groene consumenten.

Reacties

Meer van TopGear