Vertegenwoordigers, pardon: salesmanagers, hang de vlag maar uit. Er is een nieuwe Toyota Avensis. Of wij er ook blij van worden?
 
De Toyota Avensis valt al decennia de twijfelachtige eer ten beurt de Saaiste Auto Ter Wereld te zijn. En daar zijn ze bij Toyota kennelijk trots op, want de naam van de minstens zo geestdodende voorganger Carina betekende tenminste nog ‘mooi’ in het Italiaans. Véél te opwindend, kennelijk, en met de snel te hulp geroepen fantasienaam Avensis krijg je een zelfs een tseetseevlieg klemvast in Morpheus’ armen. Missie geslaagd, gauw terug naar bed.
 
Toch is dat raar, realiseren we ons als we om de nieuwe Avensis Wagon heen wandelen. Nee, spannend is het allemaal niet en de grote designprijzen zullen ook dit jaar weer aan de Avensis voorbijgaan (en regelrecht naar merkgenoot iQ gaan), maar lelijk? Allerminst. Dikke neus, grote koplampen, brede heupen, uitpuilende wielkasten, aflopende daklijn – allemaal keurig conform de Ontwerp Stijlgids 2008.
 
Waarom loopt men wel warm voor de minstens even ‘creatieve’ VW Passat of Volvo V50 en verkettert met hetzelfde gemak de Avensis? Omdat die twee naast deze mobiele Seresta’s wél een hele reeks boeiende, intens tot de verbeelding sprekende modellen produceren? Deden ze dat maar. Terwijl Toyota wel het lef heeft voor F1-activiteiten, niet zo’n laffe net-niks SUV maar een echte terreinauto neerzet met de Land Cruiser, al honderd jaar actief is met hybrides waar de rest nog op zoek is naar het stopcontact en al millennia doet waar anderen alleen maar van kunnen dromen: auto’s maken die doen wat iedereen van ze wil – niet kapot gaan. Saai? Zet een Aygo naast een Fox. Dus waar komt dat vandaan?
 
De vraag stellen is hem min of meer beantwoorden. Saaiheid bepaal je niet door iets saais naast iets nog saaiers te zetten. Zet een Avensis tussen een Insignia, een C5, een 159 en een Mondeo en hij desintegreert. De nieuwe Avensis is niet per se mooier dan de vorige, maar gewoon iets minder saai. Het interieur is van hetzelfde laken een pak. Het zit ontzettend goed in elkaar, is ergonomisch verantwoorder dan een gratis fysiotherapeut aan huis en de instrumenten zijn makkelijker af te lezen dan een kop in de Telegraaf. De bediening is een eitje en de materialen zijn hoogwaardig. Over dat laatste twee opmerkingen: de meer versieringsgerichte elementen zijn gemaakt van een soort plastic dat – we verzinnen het niet – op verbrand bamboe moet lijken. Misschien dat ze daar in Japan extatisch van worden, wij voelen ons meer als een panda die net aan het ontbijt wil beginnen en tot de ontdekking is gekomen dat z’n maaltijd in het dashboard van een Toyota is verwerkt. Twee: waarom zijn de meeste kunststoffen haast aaibaar zacht en juist de deuropener, die je vaak zult aanraken, van modelbouwplastic?
 
Ruim is het, van binnen. Lekker breed, met achterin opmerkelijk veel beenruimte en voorin opmerkelijk goed zittende stoelen. De bagageruimte is met 543 tot 1.609 liter van gemiddelde grootte. Een eventueel leverbaar glazen panoramadak vergroot het ruimtegevoel desgewenst. De nieuwe Avensis rijdt op zich prima. Hij is niet te hard geveerd, niet te zacht, gaat strak een bocht door zonder daar nou echt toe te inspireren en stuurt goed, zonder al te veel prijs te geven over wat de banden nou echt meemaken. Op klinkerwegen en andere nare, korte hobbels kan hij wat stoterig zijn, waar ook de 18-inch wielen debet aan zijn. Maar door de bank genomen is z’n weggedrag bovengemiddeld – een stevige stap voorwaarts ten opzichte van de vorige Avensis.
 
Dat kunnen we niet meteen zeggen van de motor. Niet alleen omdat onze 2.2 D-4D in de basis dezelfde is als in het vorige model, hoewel hij dankzij onder meer piëzo-injectoren zo’n 10 procent meer koppel kreeg (340 Nm) terwijl hij 10 procent minder verbruikt. Het probleem is dat je daar zo weinig van merkt. Onder de 2.000 toeren per minuut, en daar zit je met moderne diesels nogal eens, is er geen newtonmeter thuis in deze motor. Daar kun je dan met je gevloerde rechtervoet knarsetandend op gaan zitten wachten, of je kunt terugschakelen. En dan nog zal het nooit echt opschieten – het gaat er allemaal zo enthousiast aan toe als bij een bingoavond in een verzorgingstehuis.
 
Het is er trouwens net zo stil, al is dat eerder toe te schrijven aan de voortreffelijke isolatie dan aan de beschaving van de motor. Daarbij was hij in ons geval gekoppeld aan een nieuwe automatische zesbak. Die doet z’n werk best netjes en betrekkelijk schokvrij. Hij heeft echter een licht hyperactieve inborst, waardoor al dat geschakel toch weer op gaat vallen. We reden trouwens ook de 126 pk sterkere tweeliter diesel met handbak, en die beviel in alle opzichten beter. De kleinere wielen leveren een comfortabeler weggedrag, de motor presteert nauwelijks minder en zelf moeten schakelen, is met een uitstekende bak als deze helemaal geen straf. Al moet gezegd dat er ook bij deze motor onder de 2.000 toeren bitter weinig gebeurt.
 
Nog een paar woorden over de veiligheid, waar Toyota in toenemende mate een punt van maakt. Zeven airbags, waaronder een knieairbag voor de bestuurder, zijn altijd standaard, net als esp, dat bij Toyota vsc heet en in deze nieuwste generatie eventueel zelfs stuurbewegingen overneemt om uit een slip te komen. Daarnaast zijn beschermengeltjes als Lane Keeping Assist, Lane Departure Warning en Pre Safe (dat alles op scherp zet als een aanrijding niet meer te voorkomen is) als optie beschikbaar. Uit de afdeling Leuk & Luxe kun je zaken kiezen als een touchscreen-navigatiesysteem, gecombineerd met een geweldig klinkend audiosysteem, achteruitrijdcamera’s en met bochten meeschijnende bi-xenonlampen.
 
Het is een prima auto, de Avensis, die veel goed en eigenlijk maar weinig verkeerd doet. Goed, de dieselmotor zou wat meer trekkracht onderin mogen hebben, maar dan ben je er zo’n beetje. Het blijft verbazen hoe ze het voor elkaar krijgen een auto waar overduidelijk zo goed over is nagedacht, zo weinig karakter mee te geven. Maar toen we de Chief Engineer, meneer Yamamoto, vroegen of hij voor wat meer ‘spice’ niet wat zag in een léúke Avensis, een coupé, cabrio of T-Sport ofzo, zei hij droogjes: ‘Ik zou het persoonlijk dolgraag willen. Maar daar liggen bij Toyota de prioriteiten niet’. Duidelijk. Omdat mensen als Donner, Hirsch Ballin, Rouvoet en hun geestverwanten soms ook autorijden, bouwt Toyota de Avensis. Saaiheid is een keuze – spannende auto’s zijn er in dit segment al genoeg.

Reacties

Meer van TopGear