Renault bouwt al heel lang cabrio’s, maar tegenwoordig roepen ze er ‘Drive the Change’ bij. Is de nieuwe Mégane CC zo anders?
 
We kijken naar de nieuwste open Renault onder een Spaans zonnetje, omgeven door palmbomen en, eh, stoffige bouwvallen, en denken: ja. Dit ziet er wel degelijk anders uit. De cabrio’s van Renault hebben ons namelijk nooit bijzonder kunnen bekoren; er bekroop ons altijd het gevoel dat er iets niet helemaal mee in de haak was. Zo oogden ze altijd een beetje flauwtjes (Renault 19), of juist geforceerd (Mégane I). De Mégane II CC zag er best goed uit, tot je het dak opendeed. Dan bleek namelijk dat het helemaal geen cabrio was, omdat de voorruit ongeveer tot aan de achterbank reikte.
 
Bij deze nieuwe Mégane steekt de voorruit echter een stuk minder ver uit, zodat de zon ook daadwerkelijk ongehinderd op je bolletje kan schijnen, en is de omlijsting uitgevoerd in mat chroom. Het stalen vouwdak is eigenlijk niet meer van staal, want tussen de twee dakbogen prijkt nu standaard een grote plak panoramaglas van bijna één vierkante meter.
 
De carrosserie zit vol met natuurlijke welvingen, alsof de auto iets te lang in een zandstorm heeft gestaan. Dit is zonder meer een stijlvolle cabrio, ondanks – we moeten er natuurlijk íéts op aan te merken hebben – de nogal laag geplaatste deurgrepen, en dat enorme zwarte stuk plastic onder de achterbumper. Dat dient om de kont wat slanker te doen lijken; je rijdt dus permanent rond met het automobiele equivalent van corrigerend ondergoed. Dat hoeft van ons niet zo.
 
Het voordeel van die ruim bemeten derrière is dat je, ook met geopend dak, probleemloos een paar koffers achterin de Mégane kwijt kunt. Renault is sowieso trots op de ruimte in deze CC, want doordat de wielbasis flink toenam en de carrosserie wat langer en breder werd, is ie plots de ruimste in zijn klasse geworden. De achterpassagiers hebben bijvoorbeeld maar liefst één centimeter meer knieruimte. Dat is mooi meegenomen, al hebben wij bij een aanblik op de achterbank niet het idee dat mensen met knieën er überhaupt kunnen zitten.
 
De bestuurder en voorpassagier hebben het een stuk beter getroffen. Het ontbreekt hen aan weinig – de Mégane CC heeft standaard een gescheiden airco, een ingebouwde TomTom en licht- en regensensoren – en ze zitten voortreffelijk in de comfortabele fauteuils. Om hen heen een rustiek, verzorgd interieur dat, heel Frans, een beetje meegeeft als je er tegenaan duwt. Hier is het best een tijdje uit te houden. Tussen de achterste hoofdsteunen staat een klein glazen ruitje dat op snelheid al behoorlijk wat turbulentie wegneemt. Wil je echt in rust reizen, dan is er nog een volwaardig windscherm aan boord. Of je doet het dak gewoon dicht, dan raakt je kostbare kapsel helemaal niet in de war.
 
Er is nog meer voor te zeggen om met een gesloten dak te rijden. Op die manier voelt de auto namelijk solide en vertrouwenwekkend aan. Doe het dak omlaag, en dat gevoel verdwijnt mee in de achterbak. Het spijt ons dit te moeten berichten, want we hadden het graag anders gezien. Maar als de Mégane CC van pudding was gemaakt, had ie steviger in elkaar gestoken. We vragen ons af wie bij Renault hierin reed en dacht: ‘ja! Helemaal goed.’ Erg weinig Merlot zal hij vooraf in ieder geval niet hebben geconsumeerd.
 
Zelfs bij volmaakt gladgestreken wegen kunnen we de auto’s achter ons niet goed zien, omdat de binnenspiegel trilt als een kind met vier zakken snoep achter de kiezen. Bij verkeersdrempels valt de stuurkolom nog net niet op je schoot, en na een middagje stevig doorrijden ontwaren we hier en daar rammeltjes die we eerder nog niet hoorden. We staan perplex, vooral omdat Renault zegt dat er extra aandacht besteed is aan de stijfheid van de carrosserie. Die zou zelfs tot 80 procent beter moeten zijn dan bij het oude model. Misschien dan voordat ze de wielbasis verlengden, want nu merken we er niets van.
 
Een probleem van kleinere orde – al kan het nog steeds niet door de beugel: de stem van het navigatiesysteem klinkt hetzelfde als een draagbare TomTom van 150 euro. Mits je die koppelt aan een oud, gammel telefoonspeakertje met waterschade. Of je het volume nu hard of zacht instelt, de krasserige instructies van de vriendelijke mevrouw doen pijn aan je oren. We zoeken waar de waardeloze luidspreker zich in het dashboard bevindt, maar het geluid blijkt gewoon uit de stereo te komen, die verder overigens prima klinkt. Een vreemd verschijnsel, en helaas geen uitzondering: alle testauto’s hadden er last van.
 
Renault laat dus best wat steken vallen met deze Mégane CC. Dat is jammer, want hij ziet er zoals gezegd erg mooi uit, en hij rijdt aardig. Al moet je niet verwachten dat je bochten half zo snel kunt nemen als met een dichte Mégane met GT-Line-pakket. Die auto’s sturen strak en met veel gevoel, maar de CC is enorm zacht geveerd; hij dartelt en deint over de weg.
 
Het is duidelijk een cruiser, geen bochtenridder, en dat blijkt nog maar eens wanneer we de verschillende motoriseringen uitproberen. De dCi-dieselmotor is in Nederland alleen leverbaar in 110 pk-uitvoering – tevens met een nieuwe transmissie met dubbele koppeling – maar wij reden ook even met de versie met 160 pk. Deze hoeveelheid kracht wordt de voortrein af en toe te veel, waardoor de voorwielen lekker gaan glijden en het al snel vermoeiend wordt om vlotjes van rotondes af te sturen.
 
De TCe 130-benzinemotor past daarentegen prima bij het karakter van de Mégane. Niet bijster veel kracht, maar wel geleidelijke, vlotte prestaties. Koppel dat aan een zesbak die een beetje afstandelijk aanvoelt en je snapt dat je in de Mégane CC prima kunt ontspannen.
 
Dat is ook de bedoeling van Renault. Het is immers geen hitsige leasebak, maar een auto die vooral particulier gekocht zal worden om in het weekeinde mee naar het strand te toeren. Die rol vervult ie met succes, al moeten we toch concluderen dat dit wederom een Renault-cabrio is waarbij er iets niet helemaal klopt. Zo anders is ie dus ook weer niet.

Reacties