De vraag die velen zich op dit moment stellen, is: hoe moet de autosport omgaan met de buitenwereld, hoe kan het meehelpen aan een positieve verandering? Goed, dat vragen ze zich natuurlijk helemaal niet af; als je dat zou zeggen, zouden ze je vriendelijk vragen op te tyfen met je vega-slippers, maar je begrijpt wat ik bedoel. Mensen die houden van autoracen maken zich zorgen over hoe hun liefhebberij past in een elektrische toekomst. En dat is een terechte vraag, al vraag ik me af of het ook de goede vraag is.

Een nieuw licht op deze kwestie wordt geschenen door de fonkelnieuwe Extreme E-racerij. Die heeft niet alleen enorm veel ambitie om over te komen als een tak van autosport die topactie biedt, maar ook als een die ‘iets teruggeeft’ aan de landen die hij bezoekt. De drempel voor het grote publiek om er kennis mee te maken, is tegenwoordig heel laag gemaakt voor alles wat elektrisch is; het zit niet achter een betaalmuur of iets dergelijks [in Nederland wordt Extreme E uitgezonden door RTL7 – red.]. De meeste door fossiele brandstoffen aangevuurde series zouden een moord doen voor zoveel exposure.

Verkwistend en egoïstisch

Zoals beloofd is bij deze nieuwe klasse de boodschap even belangrijk als het racen. En dat is helaas ook waar de problemen beginnen. Want hoe je het ook wendt of keert, internationale autosport is verkwistend en egoïstisch. Je kunt de boodschap nog zo mooi inpakken en met je eigen Duracelletjes komen aanzetten, dat uitgangspunt verandert er niet door. En het wordt er zeker niet beter op als je van de toren blijft schreeuwen hoe groen het hele circus wel niet is, maar het niet hebt over dat vieze schip waarmee je al die groenheid komt afleveren.

De keuze van Saoedi-Arabië als je eerste bestemming is al net zo wonderlijk. Ik vind over het algemeen dat sport alle grenzen, ook de politieke, zou moeten overstijgen, en vrij zou moeten zijn om te gaan en staan waar ze willen – maar dan moet je daar wel eerlijk over zijn. Je hoeft dus echt geen superkritisch actualiteitenprogramma te zijn om die filmpjes te zien van vrouwelijke coureurs die uitgerekend daar gaan lopen vertellen hoe je schildpadden moet redden, en je af te ­vragen: ‘Serieus? Gebeurt dit echt of word ik hier alleen maar vreselijk in de maling genomen?’

Ironisch maar spectaculair

De ironie wilde ook nog eens dat de helft van de deelnemers nog maar drie jaar geleden niet eens mocht rijden op de wegen van het land waarin ze nu raceten, simpelweg omdat ze vrouw zijn. Dat gezegd hebbende: het decor en sommige delen van het racen waren spectaculair. Een beetje té in het geval van de vliegende Claudia Hürtgen, die waarschijnlijk een aantal Saoedi-mannen op het idee zal hebben gebracht die net vergunde vrijheid vooral zo snel mogelijk weer terug te draaien.

Verder werd de race nogal bedorven door het stof, dat het onmogelijk maakte iets te zien van wat zich achter de twee voorste rijders afspeelde. Dat niemand daar nou vooraf aan gedacht had. Maar goed. Als ‘teen in het water’ van een minder verkwistende manier om met autosport om te gaan, is er op dit moment niets beters dan de Extreme E voorhanden. En ik ben ervan overtuigd dat de pluspunten, zoals het verkennen van de mogelijkheden en het op gang brengen van de discussie, opwegen tegen de soms tenenkrommende boodschap die mensen geacht worden te slikken.

De vraag waarop Extreme E een antwoord probeert te zijn

Wat zou autosport moeten zijn in de toekomst? Op basis van wat ik heb gezien, weet ik niet zeker of dit nou een langdurige toekomst als internationaal spektakel beschoren is. Al mijn kinderen – de meeste kinderen – racen online, met auto’s en ruimteschepen. De echte wereld kan ze niet zoveel schelen. Als je zou proberen ze te vertellen hoeveel geld en ander spul ermee gemoeid was om het Saoedi-Arabische spektakel dat we hadden gezien, mogelijk te maken, zouden ze alleen maar lachen. En daarin schuilt ook meteen de échte vraag: heeft de autosport een rol in de elektrische, en in toenemende mate virtuele toekomst? Ik waag het te betwijfelen.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)